De wet voorziet in de behoefte om overeenkomsten via elektronische weg te sluiten. In het kader van het sluiten van dergelijke overeenkomsten wordt een elektronische handtekening onder bepaalde voorwaarden gelijkgesteld aan een handgeschreven handtekening. Dit is het geval indien de methode die is gebruikt voor authenticatie van de handtekening voldoende betrouwbaar is, gelet op het doel waarvoor de elektronische gegevens worden gebruikt en op alle overige omstandigheden van het geval (art. 3:15a lid 1 BW).
Een methode wordt vermoed voldoende betrouwbaar te zijn, indien de elektronische handtekening aan een aantal eisen voldoet. Een van die eisen is dat de handtekening moet zijn gebaseerd op een gekwalificeerd certificaat voor elektronische handtekeningen als bedoeld in de Telecommunicatiewet. Aan de hand van dat certificaat wordt de handtekening gecontroleerd.
Ondanks dat er sprake is van een dergelijk gekwalificeerd certificaat, kunnen er toch problemen voordoen bij het tot stand komen van overeenkomsten.
In de zaak die zich afspeelde bij de rechtbank Den Haag meende Van Ganzewinkel te hebben gecontracteerd via elektronische weg met de gedaagde in die procedure. Van Ganzewinkel stelde dat de elektronische handtekening onder de overeenkomsten de handtekening van gedaagde was. De handtekening was ook gecontroleerd via het zojuist genoemde gekwalificeerd certificaat.
De kantonrechter toetste vervolgens of de authenticatie van de handtekening voldoende betrouwbaar was aan de overige omstandigheden van het geval, zoals de wet voorschrijft.
De handtekeningen onder de drie overeenkomsten waren duidelijk zichtbaar niet gelijk aan de handtekening van gedaagde op het identiteitsbewijs van gedaagde. De handtekeningen onderaan de overeenkomsten waren niet aan elkaar gelijk. Daarnaast was niet duidelijk op welke manier, zoals Van Ganzewinkel stelde, de identiteit van gedaagde door een onafhankelijke derde was vastgesteld. Verder was de naam van gedaagde op verschillende en steeds onjuiste wijze geschreven in de verschillende overeenkomsten. Ook in het systeem van Van Ganzewinkel werd de naam van gedaagde steeds anders en fout geschreven. De kantonrechter vond het verder nog opmerkelijk dat het factuuradres steeds een andere was en op één van de overeenkomsten kwamen de straatnaam en de postcode zelfs niet overeen.
Door deze onregelmatigheden beviel het te betwijfelen of de elektronische handtekening betrouwbaar was. Aldus komt de kantonrechter tot het oordeel dat niet kan worden vastgesteld dat tussen partijen rechtsgeldige overeenkomsten tot stand zijn gekomen. Gedaagde hoefde de facturen van Van Ganzewinkel niet te betalen.
Deze uitspraak laat zien dat het raadzaam is om inzicht te kunnen verschaffen op welke wijze de betrouwbaarheid van een elektronische handtekening wordt gewaarborgd. Dit om te voorkomen dat andere omstandigheden afbreuk doen aan de betrouwbaarheid. Dit laat onverlet dat allereerst de handtekeningen zelf dienen te worden gecontroleerd. Ingeval de handtekeningen van dezelfde persoon onderaan verschillende overeenkomsten niet gelijk zijn aan elkaar, dan moet er in ieder geval een alarmbel afgaan en zal hiernaar moeten worden geïnformeerd.