Ingeval een schuldeiser nog geen gerechtelijke beslissing, gerechtelijke schikking of authentieke akte (bijv. een notariële akte) heeft verkregen, kan de schuldeisers onder bepaalde voorwaarden toch een bevel tot het leggen van een Europees bankbeslag verkrijgen. Een van die voorwaarden is dat de voorzieningenrechter als uitgangspunt dient te nemen dat van de schuldeiser zodanige zekerheid wordt verlangd om misbruik van het Europees bankbeslag te voorkomen en dat eventuele schade die de schuldenaar lijdt door het Europees bankbeslag kan worden vergoed.
Zekerheid kan worden gesteld in de vorm van een borgsom of een andere waarborg, zoals een bankgarantie of een hypotheek. Bij het bepalen van de hoogte van de te stellen zekerheid zal in beginsel de hoogte van de vordering als richtsnoer worden gebruikt. Het stellen van zekerheid is de regel. Slechts bij uitzondering mag worden afgeweken van deze regel. Van deze regel mag worden afgeweken ingeval zekerheidstelling in het licht van de omstandigheden ongepast, overbodig of onevenredig is. Zulke omstandigheden kunnen zijn:
In de zaak die leidde tot de uitspraak van 1 maart 2018 heeft de schuldeiser de voorzieningenrechter laten weten vanwege haar precaire financiële situatie niet in staat te zijn om zekerheid te verstrekken. De schuldenaar betwiste niet dat zij (een deel van) het betreffende bedrag verschuldigd was. Volgens de schuldeiser was het daarom ongepast om zekerheid te verlangen voor dat bedrag.
Voor afgifte van een bevel tot het leggen van een Europees bankbeslag dient de schuldeiser voldoende bewijsmateriaal van haar vordering aan de voorzieningenrechter te verstrekken. Om een uitzondering te maken op de regel dat zekerheid moet worden gesteld, kan de schuldeiser onder andere bijzonder overtuigend bewijs dat de vordering in de bodemprocedure waarschijnlijk wordt toegewezen verstrekken. De schuldeiser was bij haar verzoek niet ingegaan op de verweren van de schuldenaar, terwijl uit het bewijsmateriaal bleek dat de schuldenaar verweren tegen de vordering had gevoerd. Bij de voorzieningenrechter rees daardoor enige twijfel en vond dat de schuldeiser geen bijzonder overtuigend bewijs van de vordering had overgelegd. De voorzieningenrechter vond dat de schuldeiser daarom toch de verlangde zekerheid moest verstrekken. Dit kon de schuldeiser niet. De voorzieningenrechter wees daarom het verzoek tot het leggen van Europees bankbeslag af.
In het kader van het Europees bankbeslag is het niet vereist om de verweren van de schuldenaar te noemen. Uit deze uitspraak blijkt dat het noemen van de verweren en het weerleggen, zonodig met onderliggende stukken, van de verweren wel eraan bijdragen dat elke twijfel bij de voorzieningenrechter wordt weggenomen. Wordt die twijfel weggenomen, dan biedt dit de voorzieningenrechter ruimte om een uitzondering te maken op de regel dat zekerheid moet worden verstrekt.
Heeft u een slecht betalende buitenlandse klant en wilt u weten wat ervoor nodig is om op buitenlandse bankrekeningen beslag te leggen, neem dan contact met ons op. Wij bekijken graag voor u de mogelijkheden van het Europees bankbeslag.
De uitspraak van de rechtbank Gelderland is te vinden via: http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBGEL:2018:1217