Wat betreft de vennootschap die geen bezwaar maakte tegen het besluit oordeelde de rechtbank dat deze niet in haar vorderingen kon worden ontvangen, omdat niet (tijdig) tegen het besluit was opgekomen. Meer specifiek struikelde deze eiser over het leerstuk dat een rechtzoekende in beginsel niet kan worden ontvangen in een civiele vordering, als een andere met voldoende waarborgen omklede (lees: bestuursrechtelijke) rechtsgang openstaat of heeft opengestaan. Eiser had namelijk het besluit niet aangevochten in de bestuursrechtelijke procedure. Dat het besluit achteraf onrechtmatig bleek te zijn, doet aan de niet-ontvankelijkheid van de vordering – hoe wrang ook voor deze eiser – niets af.
Dit leerstuk moet strikt genomen worden onderscheiden van het leerstuk van de formele rechtskracht. Formele rechtskracht houdt in dat de burgerlijke rechter uitgaat van de formele en materiële rechtmatigheid (juistheid) van een besluit, indien dit besluit een onherroepelijk is geworden. Dit leerstuk werkt ook omgekeerd. Als het beroep tegen het schadeveroorzakende besluit gegrond wordt verklaard, staat in beginsel de onrechtmatigheid van het besluit en de toerekenbaarheid van de overheid in de civiele procedure vast. Dit geldt met de nodige mitsen en maren ook in de bezwaarfase, als het bezwaar (kort gezegd) op rechtmatigheidsgronden wordt herroepen. Als een rechtzoekende dus met succes een besluit aanvecht in een bestuursrechtelijke procedure, staat hij in de civiele procedure op grond van een onrechtmatige overheidsdaad dus (in beginsel) met 2-0 voor. De andere eisers mochten zich in dit geval overigens nog steeds niet rijk rekenen, zo blijkt ook in deze zaak. Zij moeten namelijk nog wel stellen en bewijzen dat is voldaan aan de andere eisen die worden gesteld aan een succesvolle onrechtmatige overheidsdaadactie. In dit geval was het causaal verband tussen de schade en het onrechtmatige besluit onvoldoende aangetoond. Er stond namelijk niet vast dat eisers uiterlijk op 1 juni 2010 ook een onherroepelijke bouwvergunning voor de tweede fase zouden hebben verkregen als het bestuursorgaan de aanvraag voor de eerste fase had toegewezen. Deze zaak illustreert dat de leer van de formele rechtskracht kansen biedt, maar zeker zoveel valkuilen kent.
Wilt u meer informatie over dit onderwerp of advies over uw kansen op een succesvolle procedure tegen de overheid? Neem dan vrijblijvend contact op met onze specialisten op het gebied van overheidsaansprakelijkheidsrecht: Tim Segers, Peter Huijbregts en Jelle Bekke.