Shutterstock 132054674

OPDRACHTGEVERS OPGELET: WIJS NIET ZOMAAR EEN HERSTELAANBOD VAN DE AANNEMER AF

22 maart 2022

Een aannemer die gebrekkig werk aflevert, is op grond van artikel 7:759 lid 2 BW in beginsel verplicht om de gebreken te herstellen. Daartoe zal een aannemer, voor zover hij meent dat hij gehouden is de gebreken te herstellen, doorgaans een voorstel of plan van aanpak aanleveren bij de opdrachtgever. Niet zelden ontstaat er dan discussie over de manier waarop het herstel zal worden uitgevoerd. Dit is voor de opdrachtgever echter niet geheel zonder risico. In een recente uitspraak van de rechtbank Noord-Holland, bleef de al te kritische opdrachtgever namelijk met lege handen achter.

Onderliggende feiten

Opdrachtgever in deze zaak geeft een aannemer de opdracht om zijn woning te stuken en te spuiten. Kort na oplevering begint het stukwerk echter gebreken te vertonen. De opdrachtgever klaagt hierover bij de aannemer en schakelt ook meteen een deskundige in. De deskundige komt terug met een rapport waarin de herstelwijze wordt begroot op een bedrag van € 12.471,60. In het rapport vermeldt de deskundige ook dat opdrachtgever tijdens het uitvoeren van de herstelwerkzaamheden niet in zijn woning kan blijven en daarom tijdelijk zal moeten verhuizen.

De aannemer komt vervolgens met een reactie. Daarin erkent de aannemer weliswaar dat het stukwerk gebreken vertoont, maar meldt hij ook dat hij het niet eens is met de voorstelde wijze van herstel. Daarom laat de aannemer een contra-expertise uitvoeren. Gebaseerd op de contra-expertise, stelt de aannemer vervolgens zelf ook een werkwijze voor waarbij opdrachtgever tijdens het uitvoeren van de herstelwerkzaamheden gewoon in zijn woning kan blijven. Ook stelt de aannemer voor om eerst een proefkamer in de woning te maken en op basis van de resultaten daarvan de rest met de opdrachtgever te bespreken en in te plannen.

Opdrachtgever is het hier echter niet mee eens en eist dat de aannemer het herstel conform het rapport van zijn eigen deskundige zal uitvoeren. De aannemer weigert dit. In reactie daarop start de opdrachtgever een juridische procedure.

 

Standpunten van partijen

In deze procedure vordert de opdrachtgever primair vervangende schadevergoeding ter hoogte van het door zijn deskundige begrote bedrag van € 12.471,60. Subsidiair vordert de opdrachtgever herstel van het stukwerk, eveneens conform de werkwijze uit het rapport van zijn eigen deskundige. Hieraan legt de opdrachtgever ten grondslag dat de aannemer toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomst en tevens in verzuim verkeert omdat hij volgens de opdrachtgever geen aanbod tot volledig en deugdelijk herstel heeft gedaan.

De aannemer voert echter aan dat het op grond van artikel 7:759 BW aan hem als aannemer is om te bepalen op welke wijze tot herstel wordt overgegaan. De aannemer meent bovendien dat hij wel degelijk een deugdelijk aanbod heeft gedaan. Door dit aanbod niet te accepteren is niet hij, maar opdrachtgever in verzuim geraakt.

 

Beoordeling

De kantonrechter begint met vast te stellen dat tussen partijen niet in geschil is dat sprake is van een gebrek. Het staat dus vast dat het door aannemer afgeleverde werk niet voldoet aan hetgeen partijen zijn overeengekomen in de aanneemovereenkomst.

Vervolgens buigt de kantonrechter zich over de vraag of het herstelaanbod van de aannemer redelijk was en of de opdrachtgever dit aanbod mocht weigeren. De kantonrechter begint bij artikel 7:759 lid 1 BW, waarin is bepaald dat indien het werk na oplevering gebreken vertoont, de aannemer in beginsel altijd in de gelegenheid moet worden gesteld om dit gebrek te herstellen. Daarbij geldt als uitgangspunt dat het, behoudens bijzondere omstandigheden, aan de aannemer is om te bepalen op welke wijze de gebreken zullen worden hersteld, tenzij het zonneklaar is dat de door de aannemer voorgestane wijze van herstel ondeugdelijk is.

In dit geval is de kantonrechter van oordeel dat het voorstel van de aannemer deugdelijk was en dat de aannemer ook niet gehouden was om de herstelwijze zoals voorgesteld door de opdrachtgever te volgen. Sterker nog: door het aanbod van de aannemer te weigeren is de opdrachtgever in schuldeisersverzuim geraakt, in de zin van artikel 6:58 BW. Dit betekent dat de aannemer op grond van artikel 6:61 BW helemaal niet in verzuim kon raken. Verzuim aan de kant van de aannemer is echter een vereiste voordat voor de opdrachtgever recht op vervangende schadevergoeding ontstaat.

 

Conclusie

Nu de aannemer nooit in verzuim is geraakt, heeft de opdrachtgever ook geen recht op vervangende schadevergoeding. De primaire vordering wordt daarom afgewezen.

Datzelfde geldt ook voor de subsidiaire vordering tot herstel, conform de door opdrachtgever aangegeven wijze. De kantonrechter is van oordeel dat het voorstel van de aannemer redelijk was en dat de opdrachtgever dat niet had mogen weigeren. Daarom wordt ook de subsidiaire vordering afgewezen.

 

Advies

Wanneer het door een aannemer uitgevoerde werk gebreken vertoont, heeft de opdrachtgever verschillende juridische mogelijkheden. De opdrachtgever dient daarbij wel altijd in het achterhoofd te houden dat de aannemer conform artikel 7:759 lid 1 BW in beginsel altijd in de gelegenheid moet worden gesteld om tot herstel over te gaan. Zoals blijkt uit het zojuist besproken vonnis is dan het uitgangspunt dat het aan de aannemer is om de wijze van herstel te bepalen. Als opdrachtgever mag je redelijke voorstellen van de aannemer in principe ook niet weigeren.

Dat de gevolgen van het weigeren van een herstelaanbod groot kunnen zijn, blijkt uit de zojuist besproken uitspraak. Indien een opdrachtgever ten onrechte een herstelaanbod weigert, loopt hij namelijk het risico in schuldeisersverzuim te raken. Wanneer de opdrachtgever in schuldeisersverzuim verkeert, zal de aannemer nooit tegelijkertijd ook in verzuim kunnen raken. Artikel 6:61 BW maakt dat juridisch gezien onmogelijk. Het verzuim van de één (opdrachtgever) sluit het verzuim van de ander (aannemer) dus uit.

Het ontstane schuldeisersverzuim was dan ook problematisch voor de opdrachtgever in deze zaak, nu de opdrachtgever onder meer vervangende schadevergoeding had gevorderd en voor toewijzing daarvan onder meer verzuim aan de kant van de aannemer vereist is. Nu daarvan dus geen sprake was, bleef de opdrachtgever met lege handen achter.

Wat de opdrachtgever in deze zaak ook niet handig had aangepakt was de formulering van zijn subsidiaire vordering tot herstel. De opdrachtgever had namelijk specifiek gevorderd dat het herstel conform het rapport van zijn eigen deskundige moest worden uitgevoerd. De kantonrechter ging hier echter niet in mee omdat het in beginsel nu juist aan de aannemer is om de wijze van herstel te bepalen. Omdat de opdrachtgever in zijn vordering specifiek had aangestuurd op herstel op een specifieke wijze, werd ook deze vordering afgewezen. Het is dus zeker raadzaam om de wijze van herstel in de formulering van de vordering in het midden te laten.

 

Wilt u meer informatie over dit onderwerp, wenst u advies in een lopende kwestie of wilt u bijgestaan worden in een procedure, neem dan vrijblijvend contact op met onze specialisten op het gebied van het bouwrecht: Tim Segers, Inge Franken en Rianne van Pelt

Auteur:
Meer weten? Neem contact op met: