ONTBINDING VAN EEN AANNEMINGSOVEREENKOMST BLIJFT OPPASSEN VOOR EEN OPDRACHTGEVER

ONTBINDING VAN EEN AANNEMINGSOVEREENKOMST BLIJFT OPPASSEN VOOR EEN OPDRACHTGEVER

13 oktober 2017

Wanneer een opdrachtgever meent dat een aannemer zijn contractuele afspraken niet is nagekomen, dan wordt regelmatig gekozen voor het ontbinden van de aannemingsovereenkomst. Dat is niet zonder risico. Immers, als de aan de ontbinding ten grondslag liggende reden geen tekortkoming is, dan is de ontbinding onterecht. Bij aannemingsovereenkomsten wordt een onterechte ontbinding vervolgens ‘omgezet’ in een beëindiging in onvoltooide staat. Tot welke nadelige gevolgen dit kan leiden voor de opdrachtgever, blijkt uit het vonnis van de Raad van Arbitrage voor de Bouw van 30 november jl.

Wat was er aan de hand?

Door middel van een meervoudig onderhandse aanbestedingsprocedure werd aan aannemer een opdracht gegund voor het vervangen van bestaande fietsbruggen en het versterken van een monumentale rijbaanbrug. De werkzaamheden moesten in maximaal 100 werkbare werkdagen worden uitgevoerd en de rijbaanbrug mocht maximaal 45 achtereenvolgende werkbare werkdagen gesloten worden voor verkeer. Het bestek was opgesteld volgens de RAW-systematiek en de UAV 2012 waren van toepassing. Door de gemeente werd de startdatum uitgesteld tot 29 maart 2016. Op 21 maart had aannemer proefsleuven gegraven naar aanleiding van een KLIC-melding. Bij het graven van de proefsleuven werd onder andere een 10kV-kabel gevonden op een andere plaats dan uit de KLIC-melding bleek. Bij de afgraving bleek verder dat de constructie van de verkeersbrug afweek van wat in het bestek en de tekeningen was vermeld. Daarom kwam het werk stil te liggen en moest de gemeente een nieuw Definitief Ontwerp (DO) en Uitvoeringsontwerp (UO) opstellen.

De gemeente stelde aannemer vervolgens op 17 mei 2016 in gebreke. Volgens de gemeente had aannemer een vertraging in het werk veroorzaakt van vier weken. Verder moest aannemer een geactualiseerde planning overleggen en het werk hervatten. Tevens sommeerde de gemeente aannemer het werk uiterlijk op 15 juli 2016 op te leveren. Aannemer reageerde hierop met de mededeling dat het werk pas kan worden voortgezet als de gemeente reageert op verschillende ‘afwijkingen’. Bij e-mail van 9 juni 2016 stelde de gemeente vervolgens aannemer nogmaals in gebreke en eiste dat aannemer een geactualiseerde planning zou overleggen en het werk uiterlijk op 14 juni 2016 zou hervatten. Deed hij dat niet, dan behield de gemeente zich (kort gezegd) het recht voor de overeenkomst te beëindigen, aannemer de toegang tot het werk te ontzeggen en het werk door een derde voor rekening van aannemer te laten afronden. Bij brief van 10 juni 2016 bleef aannemer bij het standpunt dat van een ontbinding geen sprake kon zijn en dat, ingeval de overeenkomst zou worden beëindigd, een beëindiging in onvoltooide staat is. Doordat de gemeente de gevraagde geactualiseerde planning niet ontving ging zij op 13 juni 2016 over tot ontbinding van de overeenkomst. Aannemer stuurde in reactie daarop haar eindafrekening aan de gemeente. Nu betaling uitbleef, wendde de aannemer zich tot de Raad van Arbitrage.

Wat oordeelde de Raad van Arbitrage?

Bij de Raad van Arbitrage twisten partijen over de vraag of de ontbinding terecht is. Voor zover die onterecht is, zijn partijen het erover eens dat het werk in onvoltooide staat is beëindigd. Arbiters oordeelden dat de ontbinding onterecht is geweest.

Ten eerste was aannemer in het bestek niet verplicht een geactualiseerde planning aan te leveren. Op grond van par. 26, lid 1 UAV 2012, waarvan niet uitdrukkelijk is afgeweken, hoeft aannemer alleen bij aanvang van het werk een algemeen tijdschema te verstrekken met daarbij een planning. Door tussentijds geen geactualiseerde planning te verstrekken, was aannemer dus niet tekort geschoten.

Ten tweede oordeelden arbiters dat de vertraging op het kritieke pad was veroorzaakt door de gemeente. Onbetwist werd dat de exacte ligging van de 10kV-kabel afweek van de KLIC-melding en pas kon worden vastgesteld door het graven van proefsleuven. De gemeente had daardoor niet voldaan aan haar verplichtingen ex. par. 5 UAV 2012. De stelling van de gemeente dat aannemer eerder een KLIC-melding had moeten doen en eerder proefsleuven had moeten graven, werd daarbij niet gevolgd. Evenmin was gebleken dat daardoor vertraging op het kritieke pad zou zijn voorkomen.

Daardoor was de ontbinding onterecht en werd die ‘omgezet’ in een beëindiging van het werk in onvoltooide staat. Dit betekende dat de aannemer op grond van par. 14, lid 10 UAV 2012 recht had op de volledige aanneemsom, vermeerderd met de kosten ten gevolge van de beëindiging en verminderd met de besparingen.

Wilt u meer informatie over dit onderwerp of advies over uw kansen op een succesvolle procedure tegen de overheid? Neem dan vrijblijvend contact op met onze specialisten op het gebied van bouwrecht: Inge Franken en Tim Segers.

Auteur:
Meer weten? Neem contact op met: