De recente uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam (24 september 2019, ECLI:NL:GHAMS:2019:3462) illustreert de problemen die zich kunnen voordoen wanneer een bedrijfsruimte is gehuurd die naar later blijkt niet kan worden gebruikt voor de boogde doeleinden.
In deze zaak had een verhuurder een bedrijfspand te huur aangeboden door middel van een advertentie met de tekst: “Te huur, met horecavergunning”. Vervolgens bereikt de verhuurder met een nieuwe huurder overeenstemming over een huurovereenkomst voor de duur van vijf jaar. De huurder wil in het pand een Surinaams afhaalrestaurant exploiteren. Vervolgens ontstaat discussie over de vraag of het pand als zodanig mag worden gebruikt.
De huurder betaalt de huur niet meer. De verhuurder dagvaart vervolgens de huurder en vordert ontruiming van het gehuurde, betaling van de achterstallige huur en contractuele boetes.
De huurder gaat in hoger beroep, waar hij ontbinding van de huurovereenkomst vordert. Hij stelt dat de verhuurder tekort was geschoten omdat later was gebleken dat de huurder hier niet zijn gewenste afhaalrestaurant kon exploiteren. De benodigde horecavergunning voor dit afhaalrestaurant werd namelijk door de gemeente niet verstrekt.
Om te bepalen wie uiteindelijk moet opdraaien voor de schade als gevolg van deze beperking op het gebruik van het pand, moet worden vastgesteld of de verhuurder zou moeten instaan voor de bestemming van het gehuurde. Dit is mede afhankelijk van de vraag wat partijen zijn overeengekomen in de huurovereenkomst. In de huurovereenkomst was het volgende beding opgenomen:
“Huurder dient zelf zorg te dragen voor alle benodigde vergunningen en te leveren diensten en is hier ook zelf verantwoordelijk voor. Het later of niet verkrijgen van enige vergunning of benodigde diensten heeft geen ontbindende of opschortende werking van enige afspraak in deze overeenkomst en ook geen vernietiging hiervan. Huurder zal dus zijn verplichtingen uit deze overeenkomst ten alle tijden na dienen te komen.”
Het Hof oordeelde dat huurder zelf verantwoordelijk was voor het aanvragen van de benodigde vergunning voor zijn afhaalrestaurant. Pech dus voor de huurder. De huurder had alert moeten zijn op wat precies was afgesproken in de huurovereenkomst.
Het hof overweegt onder meer dat op grond van het bestemmingsplan wel een beperkte vorm van horeca was toegestaan op de betreffende locatie. De uitkomst van deze zaak was dus wellicht anders geweest, wanneer het beoogde gebruik op grond van het bestemmingsplan überhaupt niet mogelijk zou zijn geweest.
Dit arrest betekent niet dat een verhuurder altijd de dans ontspringt. Onder omstandigheden kan van de verhuurder namelijk worden gevergd dat hij de huurder op de hoogte stelt van de publiekrechtelijke (on)mogelijkheden met betrekking tot de te huren bedrijfsruimte, bijvoorbeeld wanneer hij door de huurder nadrukkelijk op de hoogte is gesteld van het beoogde gebruik (zie bijvoorbeeld Hof Den Haag, 27 september 2016, ECLI:NL:GHDHA:2016:2892).
Wees zowel als huurder, als verhuurder goed bewust van de afspraken die worden opgenomen in de huurovereenkomst. Zeker als u niet zeker bent of het gewenste gebruik mogelijk is. Daarbij is het verstandig om u bij het opstellen van de huurovereenkomst te laten adviseren.
Meer weten? Bij vragen kunt u contact opnemen met onze specialisten op het gebied van huurrecht.