In 2022 legt een kortgedingrechter aan een ‘algemeen-belang’- stichting een procedeerverbod op (ECLI:NL:RBNHO:2022:3145). De stichting voerde al jarenlang procedures tegen overheidsbesluiten in het kader van de realisatie van een nieuwe woonwijk. Nadat voor de zoveelste keer beroep is ingediend tegen een verleende omgevingsvergunning komen de projectontwikkelaar en een aantal kopers in het geweer. Volgens hen maakt de stichting misbruik van recht, omdat het beroep evident kansloos is. Kopers wijzen daarbij op de voor hen schadelijke gevolgen van een vertraging van de bouw. Het gevorderde verbod om door te procederen wordt toegewezen.
Op 19 december 2023 wordt het procedeerverbod door het hof teruggedraaid (ECLI:NL:GHAMS:2023:3449). Door de stichting wordt cassatie ingesteld, waarna de A-G wordt gevraagd om een conclusie. Zo’n conclusie is niet bindend, maar in de praktijk komt aan de inhoud en het advies van de A-G groot gewicht toe.
In zijn conclusie (ECLI:NL:PHR:2024:1406) stelt de A-G dat het mogelijk moet zijn voor de civiele rechter om onder bepaalde omstandigheden een verbod op te leggen om te procederen bij de bestuursrechter. Daarbij staat de A-G een soepeler toetsingscriterium voor dan door het hof is gehanteerd.
Volgens de A-G zou niet alleen sprake zijn van misbruik van recht wanneer een partij tegen beter weten in procedeert bij de bestuursrechter, maar ook in geval van schending van een algemeen aanvaarde maatschappelijke plicht om de belangen van anderen niet onevenredig te schaden. Een dergelijke evenredigheidstoets zou ruimte kunnen bieden voor het laten meewegen van het maatschappelijke belang bij voortvarende woningbouw bij de beoordeling of met het procederen bij de bestuursrechter sprake is van misbruik van recht. Verder zou volgens de A-G bij de beoordeling van de vraag of een procedeerverbod gerechtvaardigd is ook moeten meewegen in hoeverre al dan niet effectievere alternatieve routes kunnen worden bewandeld dan het doorlopen van bestuursrechtelijke bezwaar- en beroepsprocedures om tot het beoogde resultaat te komen. Denk hierbij aan het indienen van een handhavingsverzoek bij het bevoegde bestuursorgaan.
Als het advies van de A-G wordt gevolgd, hebben stakeholders bij projectontwikkelingen een extra troef in handen om onwenselijke vertraging te voorkomen als gevolg van onnodige bezwaar- en (hoger) beroepsprocedures.
De datum waarop in bovengenoemd geschil uitspraak wordt gedaan is vooralsnog bepaald op 6 juni 2025. De verwachting is dat de Hoge Raad inzicht zal bieden over de toetsingsmaatstaf die moet worden gehanteerd bij de beoordeling of sprake is van misbruik van (proces)recht. Daarmee zal bekend worden of het opleggen van een bestuursrechtelijk procedeerverbod door de civiele rechter mogelijk is en zo ja, onder welke omstandigheden het vorderen van zo’n verbod kans van slagen heeft.
Heeft u vragen over dit onderwerp of wenst u advies in een lopende kwestie? Neem dan vrijblijvend contact op met een van onze specialisten.