In deze zaak had de gemeente een omgevingsvergunning verleend voor het oprichten van een onbemand tankstation. Een ondernemer die een nabijgelegen tankstation exploiteert, maakte hiertegen bezwaar. De gemeente verklaarde dit bezwaar echter niet-ontvankelijk, omdat de ondernemer geen belanghebbende zou zijn. De twee tankstations zouden namelijk niet hetzelfde verzorgingsgebied bedienen. De gemeente voegde hier nog aan toe dat de bezwaren ook inhoudelijk niet slagen, waardoor het bezwaar ook ongegrond werd verklaard.
De ondernemer liet het er niet bij zitten en stelde vervolgens beroep in bij de rechtbank. Deze oordeelde dat de ondernemer wel degelijk belanghebbende was, maar verklaarde het beroep desondanks ongegrond. De rechtbank overwoog namelijk dat de regels waarop de ondernemer zich beriep, namelijk die betrekking hebben op de goede ruimtelijke ordening, niet strekken tot het beschermen van (concurrentie)belangen. Dit betekent dat niet zou zijn voldaan aan het zogenaamde relativiteitsvereiste en dat de door de ondernemer aangevoerde beroepsgronden niet kunnen leiden tot vernietiging van de vergunning.
De ondernemer ging in hoger beroep bij de Raad van State. Die overwoog allereerst dat de ondernemer inderdaad belanghebbende was bij het verlenen van de omgevingsvergunning, zoals ook de rechtbank had overwogen.
Daarna oordeelde de Raad van State echter anders dan de rechtbank. Het behouden en herstellen van een goed ondernemersklimaat valt onder het belang van de goede ruimtelijke ordening, aldus de Raad van State. In deze zaak was aannemelijk dat de vestiging van het nieuwe tankstation zou kunnen leiden tot een minder goed ondernemersklimaat voor het al bestaande tankstation van de ondernemer. Dit betekent dat de ondernemer met succes heeft kunnen aanvoeren dat de vergunning in strijd was met de goede ruimtelijke ordening.
De Raad van State verklaarde het hoger beroep daarom gegrond en vernietigde het besluit tot het verlenen van de omgevingsvergunning.
Deze uitspraak is niet de eerste uitspraak van de Raad van State over dit onderwerp. Ook in juli 2016 werd al eens geoordeeld dat een goed ondernemersklimaat een onderdeel moet uitmaken van de afweging of een ruimtelijk besluit voldoet aan de eisen van een goede ruimtelijke ordening. Met deze recente uitspraak bevestigt de Raad van State deze lijn in de jurisprudentie.
Wanneer je als ondernemer hoort dat een concurrent een omgevingsvergunning heeft verkregen om in de buurt een concurrerende onderneming te beginnen, kan het de moeite waard zijn om bezwaar te maken en beroep in te stellen tegen de vergunning. Een beroep op een verslechtering van een goed ondernemersklimaat kan hierbij succesvol zijn. Wel blijft van belang dat een dergelijk beroep goed onderbouwd wordt.
Door: Lieke Bakker