Parallel aan de subsidieverleningsprocedure kunnen zich ontwikkelingen voordoen aan de zijde van aanvrager(s) welke van belang zijn voor de beoordeling van een aanvraag. Tot welke discussies dat kan leiden volgt uit de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ECLI:NL:RVS:2021:2081) ten aanzien van een aangekondigde wijziging in de maatschapstructuur na verloop van de sluitingsdatum voor subsidieaanvragen.
Door de maatschap wordt een subsidieaanvraag ingediend voor het installeren van een emissiearme roostervloer in een koeienstal en voor de aanschaf van een mestrobot. Het betreft een subsidie op basis van het Nederlandse plattelandsontwikkelingsprogramma (POP), waarmee investeringen in verduurzaming van landbouwbedrijven worden gestimuleerd.
Het subsidiebudget wordt verdeeld aan de hand van een tendersysteem, waarbij de aanvraagperiode loopt van 3 december 2018 tot en met 8 februari 2019. Uit de destijds geldende subsidieregeling volgt dat de POP-subsidie is bedoeld voor jonge landbouwers. Het subsidiebedrag wordt verminderd met 20% voor iedere niet-jonge landbouwer (ouder dan 40 jaar) die kan worden aangemerkt als (mede) bedrijfshoofd, met een maximum van 80% in combinatie van een drempelbedrag van 10.000 euro.
In de aanvraag van 4 februari 2019 heeft de maatschap vermeld dat de samenstelling van de maatschap met terugwerkende kracht zal worden aangepast, in die zin dat een van de drie maten met ingang van 1 januari 2019 uit de maatschap is getreden. Hoewel de maatschap de uitgetreden maat onder verwijzing naar de uitschrijving uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel niet heeft opgegeven als bedrijfshoofd, is de maatschapsovereenkomst ten tijde van de aanvraag nog niet aangepast.
Het college neemt de maatschapsovereenkomst zoals die gold op het moment van de aanvraag als uitgangspunt voor de beoordeling van de aanvraag en stelt zich op basis hiervan op het standpunt dat de uitgetreden maat nog steeds dient te worden aangemerkt als bedrijfshoofd. Vanwege de toegepaste vermindering van het subsidiebedrag met 20% daalt deze tot onder het drempelbedrag, waardoor het college besluit tot afwijzing van de subsidieaanvraag.
Dan wordt in de bezwaarfase nog de maatschapsakte van 28 juni 2019 overgelegd, waarin de nieuwe zeggenschapsstructuur is geformaliseerd. In de gerechtelijke procedure ligt vervolgens de vraag voor of het college bij in het kader van de (her)beoordeling van de aanvraag rekening had moeten houden met de uittreding van een van de maten.
Het is vaste rechtspraak dat in geval van een tenderprocedure de subsidieverlener bij de beoordeling of de aanvrager in aanmerking komt voor subsidie, geen rekening mag houden met informatie die is verstrekt ná verloop van de sluitingsdatum voor het indienen van een aanvraag, voor zover daarmee sprake is van een wijziging of aanvulling van de aanvraag.
Een dergelijke beoordelingswijze verdraagt zich namelijk niet met de gelijktijdige onderlinge beoordeling en rangschikking van de ingediende aanvragen die in een tendersysteem centraal staan. Dit geldt ook in het geval de subsidiepot na de behandeling van alle aanvragen niet helemaal leeg blijkt te zijn.
In de praktijk eisen subsidieverleners doorgaans een notariële akte of een maatschapsovereenkomst om te controleren wie kan worden aangemerkt als bedrijfshoofd. Zo’n overeenkomst vormt ook de juridische vertaling van de zeggenschapsstructuur binnen een bedrijf. De Afdeling neemt echter aan dat de betreffende maat feitelijk gezien niet (meer) kon worden aangemerkt als bedrijfshoofd en oordeelt dat het nazenden van de nieuwe maatschapsakte daarom niet hoorde te worden beschouwd als een wijziging of aanvulling van de aanvraag.
Dit betekent dat het college deze stukken dus sowieso had moeten meewegen in de bezwaarfase. Interessant voor aanvragers is de vraag of reeds de aangekondigde wijziging van de maatschapstructuur maakt dat het college de aanvraag al in eerste instantie had moeten toewijzen.
Het stond vast dat ook het college er niet aan had getwijfeld dat de uitgetreden maat ten tijde van de aanvraag feitelijk niet langer functioneerde als bedrijfshoofd. Dat de uittreding op dit moment nog niet in een schriftelijke overeenkomt was vastgelegd, maakt volgens de Afdeling niet dat deze maat enkel daarom nog steeds kwalificeerde als bedrijfshoofd in de zin van de subsidieregeling. Het college had deze omstandigheid ten onrechte niet meegewogen in de beoordeling van de aanvraag.
Hoewel met deze uitspraak het uitgangspunt dat geen inhoudelijke wijzigingen of aanvullingen van de aanvraag zijn toegestaan na verloop van de sluitingsdatum, niet wordt verlaten, bevestigt deze uitspraak dat het de aanvrager wel is toegestaan om later nog (bewijs)stukken aan te leveren ter nadere onderbouwing van de feiten zoals gesteld bij de aanvraag.
Wanneer ten tijde van de beslissing op de aanvraag nog niet definitief kan worden vastgesteld of is voldaan aan alle vereisten voor subsidieverlening, kan de subsidieverlener hierop inspelen door een subsidie te verlenen onder opschortende voorwaarden (art. 4:33 Awb).
In het geval dat zich parallel aan de aanvraagprocedure wijzigingen voordoen in het samenwerkingsverband van aanvrager(s) met een gunstig effect voor wat betreft de aanspraak op subsidiegelden, is het van belang dit te vermelden bij de aanvraag. Zeker wanneer uitkering van subsidiegelden van invloed is op de beoogde planning en uitvoering van activiteiten, is begeleiding van uw aanvraag door een juridisch specialist aan te raden. Dit kan de kans op een vroege toewijzing van uw aanvraag vergroten.
Naast ontwikkelingen ten gunste van de aanvrager(s), kunnen problemen tussen samenwerkingspartners ook consequenties hebben voor het verkrijgen dan wel het behoud van de subsidie. Het is dus raadzaam om voorafgaand aan een gezamenlijke subsidieaanvraag goede schriftelijke afspraken te maken over de onderlinge verdeling van rechten en plichten.
Voor bijstand in het kader van een subsidiegeschil of advies bij het sluiten van een samenwerkingsovereenkomst, bijvoorbeeld ten behoeve van de uitvoering van een gesubsidieerd project, kunt u terecht bij een van onze specialisten op het gebied van financieel bestuursrecht.