In het hierboven genoemde arrest ging het om een hoofdaannemer die de opdracht had gekregen om renovatie- en onderhoudswerkzaamheden uit te voeren aan een aantal woningen, waaronder ook het verwijderen van coating op betonnen daken van fietsbergingen was begrepen. Voor het verwijderen van de coating op de betonnen daken had de hoofdaannemer een onderaannemer ingeschakeld.
Ten tijde van het sluiten van de onderaannemingsovereenkomst gingen beide partijen ervan uit dat de schilder- en glaswerkzaamheden nog niet zouden zijn uitgevoerd op het moment dat de onderaannemer zou starten met de werkzaamheden.
Echter, op het moment dat de onderaannemer aan het uitvoeren van het werk wilde beginnen, bleek dat het glas- en schilderwerk al wel was uitgevoerd. Als gevolg daarvan moest de onderaannemer een andere reinigingsmethode toepassen dan aanvankelijk met de hoofdaannemer was overeengekomen. Deze aangepaste werkmethode bracht extra kosten met zich mee.
De onderaannemer stelt zich in de procedure op het standpunt dat de extra kosten voor rekening van de hoofdaannemer dienen te komen. De hoofdaannemer verweert zich vervolgens – onder meer - met de stelling dat de onderaannemer hem niet conform de bepaling van artikel 7:753 lid 3 BW voor de prijsverhoging heeft gewaarschuwd.
Het hof is van oordeel dat er inderdaad sprake is van kostenverhogende omstandigheden, als bedoeld in artikel 7:753 lid 1 BW. Partijen waren immers expliciet een bepaalde reinigingsmethode overeengekomen, die na contractsluiting niet (meer) mogelijk bleek.
Wel volgt het hof het betoog van de hoofdaannemer en stelt vast dat de onderaannemer niet aan de waarschuwingsplicht van artikel 7:753 lid 3 BW heeft voldaan.
De onderaannemer had de hoofdaannemer over de kostenverhogende omstandigheid geïnformeerd, maar op het moment van de waarschuwing waren de werkzaamheden al (deels) uitgevoerd. Het hof is van oordeel dat de onderaannemer de hoofdaannemer al vóórafgaand aan de uitvoering van de kostenverhogende werkzaamheden had moeten waarschuwen.
Ook gaat het hof niet mee in het betoog van de onderaannemer dat hij de projectleiders van de hoofdaannemer tijdig op de hoogte heeft gesteld van de kostenverhogende werkzaamheden en daarmee aan zijn waarschuwingsplicht heeft voldaan. De projectleiders gelden niet als de opdrachtgever(s) van de onderaannemer, aldus het hof. Bovendien was de waarschuwing aan de projectleiders niet concreet genoeg. Zo is er niet over exacte prijzen gesproken door de onderaannemer.
Het hof komt tot de conclusie dat de onderaannemer niet heeft voldaan aan zijn waarschuwingsplicht en wijst de vordering van de onderaannemer af.
Bovenstaande uitspraak illustreert het belang van de waarschuwingsplicht van artikel 7:753 lid 3 BW. Wanneer u door onvoorziene omstandigheden het werk niet (meer) voor de overeengekomen prijs kunt uitvoeren, is het belangrijk om voorafgaand aan het uitvoeren van die kostenverhogende werkzaamheden uw opdrachtgever te waarschuwen voor de noodzakelijke extra kosten die daarmee gemoeid zijn.
Bovendien moet de waarschuwing voldoende concreet zijn. Het moet voor de opdrachtgever duidelijk wat de concrete kosten zijn van de kostenverhogende werkzaamheden. Wanneer u uw opdrachtgever (onvoldoende) waarschuwt, loopt u het risico dat uw vordering wordt afgewezen.
Wilt u meer informatie over dit onderwerp, wenst u advies in een lopende kwestie of wilt u bijgestaan worden in een procedure, neem dan vrijblijvend contact op met onze specialisten op het gebied van het bouwrecht: Tim Segers en Inge Franken.