Mikita Yo Vahjp5c Xdi Unsplash

BOUWMATERIALEN ZIJN ENORM IN PRIJS GESTEGEN, KUNT U ALS AANNEMER DEZE KOSTEN ERGENS KWIJT?

26 mei 2021

Als gevolg van - onder meer - de coronacrisis, zijn de prijzen van bouwmaterialen de laatste tijd extreem gestegen. Omdat in veel standaard aanneemovereenkomsten een vaste prijs wordt overeengekomen, is het dan ook vaak de aannemer die het risico draagt voor dergelijke (extreme) prijsstijgingen. Toch hoeft de aannemer niet altijd met lege handen achter te blijven.

Wanneer aannemers tijdens een bouwproject worden geconfronteerd met prijsstijgingen en dit richting de opdrachtgever kenbaar maken, zal laatstgenoemde aannemer vaak wijzen op de overeengekomen vaste prijs. De aannemer heeft in veel gevallen niet de meest gunstige uitgangspositie. Desondanks bevatten de wet en de UAV 2012 wel degelijk aanknopingspunten voor de aannemer om te proberen de kosten die met een prijsstijging gepaard gaan, (deels) te verleggen naar de opdrachtgever.

 

Artikel 7:753 BW

Dit artikel regelt de zogenaamde kostenverhogende omstandigheden. Het gaat om omstandigheden waar aannemer bij het sluiten van de overeenkomst geen rekening mee heeft gehouden. Als van een dergelijke kostenverhogende omstandigheid – zoals (extreme) prijsstijgingen sprake is - kan de aannemer een prijsaanpassing vorderen bij de rechter, dan wel de prijs – indien de kostenverhoging het gevolg is van door de opdrachtgever verschafte onjuiste gegevens die van belang waren voor de prijsbepaling – zonder tussenkomst van een rechter aanpassen.

De aannemer moet wel een aantal hordes nemen om met succes een beroep te doen op deze bepaling. Allereerst geldt dat de prijsverhoging niet aan de aannemer moet kunnen worden toegerekend. Daarnaast moet de aannemer aantonen dat hij bij het bepalen van de prijs geen rekening hoefde te houden met de kans op dergelijke omstandigheden.

Tot slot dient de aannemer zijn opdrachtgever direct te waarschuwen indien zich een kostenverhogende omstandigheid voordoet.

 

Paragraaf 47 UAV 2012

Ook paragraaf 47 van de UAV 2012 bepaalt dat de aannemer, indien sprake is van een kostenverhogende omstandigheid, aanspraak kan hebben op bijbetaling. Het moet dan gaan om omstandigheden die van dien aard zijn dat bij de totstandkoming van de overeenkomst hier geen rekening mee behoefde te worden gehouden, waarbij deze de aannemer ook niet kunnen worden toegerekend en tot slot moet het gaan om  een aanzienlijke kostenverhoging.

Wanneer is nu sprake van een aanzienlijke kostenverhoging? Uit de rechtspraak volgt dat dit wordt beoordeeld aan de hand van alle feiten en omstandigheden van het geval. De Raad van Arbitrage lijkt een kostenstijging die de aanneemsom met 5% verhoogt daarbij over het algemeen als een aanzienlijke kostenstijging aan te merken.

Ook hier geldt dat de aannemer zijn opdrachtgever zo spoedig mogelijk schriftelijk op de hoogte moet stellen indien sprake is van een dergelijke kostenverhogende omstandigheid.

 

Contractuele afspraken

De zojuist genoemde bepalingen van artikel 7:753 BW en paragraaf 47 UAV 2012 zijn van regelend recht. Dit betekent dat partijen deze bepalingen in de aanneemovereenkomst of algemene voorwaarden ook kunnen uitsluiten. Dit gebeurt ook vaak op initiatief van opdrachtgevers, zeker na de crisis van 2008 en de extreme stijging van de staalprijs die deze crisis tot gevolg had.

Echter, ook wanneer voornoemde regelingen contractueel zijn uitgesloten, is er nog een vangnetbepaling waar de aannemer onder omstandigheden met succes een beroep op kan doen.

 

Artikel 6:258 BW

Dit betreft artikel 6:258 BW, dit artikel regelt de onvoorziene omstandigheden en vormt een rest- of vangnetbepaling. Artikel 6:258 BW is van dwingend recht en kan dus niet op zichzelf contractueel worden uitgesloten. Let wel: partijen kunnen deze bepaling wel tot op zekere hoogte omzeilen, door bepaalde onvoorziene omstandigheden al te verdisconteren in de overeenkomst.

Op grond van artikel 6:258 BW kan de aannemer in een procedure bij de rechter vorderen dat de overeenkomst – of meer in het bijzonder: de afgesproken prijs – wordt gewijzigd. Daar kan op grond van deze bepaling ruimte voor zijn wanneer:

a) Er sprake is van een onvoorziene omstandigheid: een omstandigheid die zich na het sluiten van de overeenkomst voordoet en waar partijen bij het sluiten van de overeenkomst geen rekening mee hebben gehouden of welke niet reeds stilzwijgend in de overeenkomst is verdisconteerd.

b) De omstandigheden van dien aard zijn dat ongewijzigde instandhouding van de overeenkomst niet van partijen kan worden verlangd.

c) De onvoorziene omstandigheid niet aan degene die de bepaling inroept – in dit geval dus de aannemer – kan worden toegerekend.

 

Conclusie

Zeker in een tijd van crisis is het voor aannemers goed om voor ogen te hebben welke mogelijkheden tot hun beschikking staan, wanneer zij gedurende de uitvoering van een project geconfronteerd worden met (extreme) prijsstijgingen. Hoewel de aannemer vaak het financiële risico draagt, bestaan er wel degelijk mogelijkheden voor de aannemer om dit risico al dan niet deels naar de opdrachtgever te verleggen.

Wanneer in een tijd van crisis – zoals deze – nog een overeenkomst moet worden gesloten, is het verstandig om te proberen van tevoren duidelijke afspraken te maken over eventuele (extreme) prijsstijgingen van bouwmaterialen. Zo zouden aannemer en opdrachtgever een risicoverdeling overeen kunnen komen en bijvoorbeeld kunnen afspreken dat partijen in het geval van extreme prijsstijgingen van bouwmaterialen, beiden de helft van de kosten dragen. Op deze manier kunnen toekomstige discussies en juridische procedures eventueel worden voorkomen.

Wilt u meer informatie over dit onderwerp, wenst u advies in een lopende kwestie of wilt u bijgestaan worden in een procedure, neem dan vrijblijvend contact op met onze specialisten op het gebied van het civiele vastgoedrecht: Tim Segers, Inge Franken en Rianne van Pelt.

 

 

Auteur:
Meer weten? Neem contact op met: