De onderaannemer wendde zich tot de Raad van Arbitrage en maakte aanspraak op betaling van de volledige aanneemsom, minus de bespaarde kosten. De hoofdaannemer meende dat terecht was ontbonden en dat de onderaannemer nergens aanspraak op kon maken.
De doorslaggevende vraag in deze discussie was of onderaannemer op enig moment in verzuim is geraakt. De onderaannemer meende van niet, omdat zij niet in gebreke was gesteld. Hoofdaannemer stelde daartegenover dat zij verschillende brieven/e-mails heeft geschreven die een ingebrekestelling bevatten.
Volgens artikel 6:82 BW moet een ingebrekestelling een schriftelijke aanmaning een (gespecificeerde) verbintenis alsnog na te komen en een redelijke termijn voor die nakoming bevatten.
Hoofdaannemer stelde dat een aantal overgelegde brieven en een mededeling tijdens een overleg zouden kunnen worden aangemerkt als ingebrekestellingen, althans dat zij gezamenlijk als zodanig kunnen gelden. Weliswaar bevatten deze brieven een aansprakelijkstelling, maar zijn daarmee volgens de Raad van Arbitrage nog geen ingebrekestellingen, juist omdat de uitvoeringsmethode op dat moment nog niet duidelijk was. Uit de brieven blijkt immers dat onderaannemer wordt gevraagd om een proefvlak ter goedkeuring voor te leggen. Daaruit blijkt juist dat tussen partijen nog niet vaststond hoe de verplichting van onderaannemer precies zou moeten worden ingevuld.
Een mogelijk mondelinge sommatie door hoofdaannemer tijdens een overleg is evenmin afdoende. Een ingebrekestelling moet schriftelijk zijn. Verder was het vragen om het uitwerken van een plan evenmin een aanmaning een gespecificeerde verbintenis alsnog na te komen, terwijl een termijn van een paar uur naar het oordeel van de Raad bovendien geen redelijke termijn is.
Voor zover hoofdaannemer nog heeft gesteld dat onderaannemer ook ten aanzien van het stucwerk tekort is geschoten en in verzuim is geraakt, gaan arbiters daaraan voorbij. Uit de overgelegde correspondentie blijkt niet dat hoofdaannemer ooit heeft geklaagd over gebreken aan het stucwerk. Een aantal e-mails waarin hoofdaannemer aangeeft zich zorgen te maken over de voortgang van de stukadoorswerkzaamheden, zijn niet als zodanig aan te merken. De brieven bevatten namelijk een sommatie, noch een duidelijk gespecificeerde verbintenis, noch een termijn. Het verzoek om een “positieve inspanning/instelling om het werk tot een goed einde te brengen” is daartoe te vaag.
Het voorstaande betekent dat de Raad van Arbitrage niet eens toekomt aan de vraag of er al gesproken kan worden van tekortschieten door onderaannemer. Indien onderaannemer niet in verzuim is geraakt, komt de Raad niet toe aan deze vraag en is de hoofdaannemer ten onrechte overgegaan tot ontbinding van de overeenkomst.
In dit geval moet een onterechte ontbinding worden aangemerkt als een opzegging van de overeenkomst in de zin van artikel 7:764 BW. Dat betekent dat onderaannemer recht heeft op de aanneemsom, verminderd met de besparingen die voor haar uit de opzegging voortvloeien.
Uitgangspunt (van artikel 7:764 BW) is dat onderaannemer recht heeft op de aanneemsom minus de bespaarde kosten. Het had op de weg van hoofdaannemer gelegen te stellen en vervolgens aannemelijk te maken dat de bespaarde kosten hoger zijn dan door onderaannemer is gesteld. Hoofdaannemer heeft de opstelling van onderaannemer echter inhoudelijk niet betwist. De volledige vordering van onderaannemer wordt dan ook toegewezen.
Les voor de praktijk: voor (onder)aannemers die van een werk worden gestuurd, loont het om goed te onderzoeken of sprake is van een (gerechtvaardigde) ontbinding dan wel opzegging door de opdrachtgever. In het laatste geval heeft de (onder)aannemer namelijk recht op de volledige aanneemsom minus de bespaarde kosten. Voor opdrachtgevers geldt uiteraard dezelfde les, maar dan andersom. Besteed genoeg aandacht aan het versturen van ingebrekestellingen, want het kan je duur komen te staan wanneer geen juiste ingebrekestelling wordt verstuurd.
Voor meer informatie, neem contact op met een van onze specialisten.