Normaliter dient de jaarrekening uiterlijk binnen 12 maanden na afloop van het boekjaar te zijn gedeponeerd bij de Kamer van Koophandel. Wanneer de jaarrekening te laat wordt gedeponeerd en de vennootschap gaat failliet, zal de te late deponering kwalificeren als onbehoorlijk bestuur, hetgeen wordt vermoed een belangrijke oorzaak van het faillissement te zijn. In een dergelijke situatie is het aan het bestuur om dit bewijsvermoeden te weerleggen, door aannemelijk te maken dat een andere omstandigheid dan de onbehoorlijke taakvervulling een belangrijke oorzaak was van het faillissement. Indien het bestuur hier niet in slaagt, kan zij aansprakelijk worden gehouden voor het tekort in het faillissement.
Artikel 15 (voor de N.V.) en artikel 22 (voor de B.V.) van de Tijdelijke Wet bepalen echter dat een verzuim van de verplichting tot openbaarmaking (deponering) van de jaarrekening die betrekking heeft op het meest recente afgesloten boekjaar, niet in aanmerking wordt genomen, indien dat te wijten is aan de gevolgen van de uitbraak van COVID-19. De te late deponering kwalificeert in dat geval niet als onbehoorlijk bestuur en wordt dus ook niet vermoed een belangrijke oorzaak van het faillissement te zijn. Zodoende is er ook geen bewijsvermoeden dat door het bestuur dient te worden weerlegd en kan zij – zonder nadere onderbouwing – niet aansprakelijk worden gehouden voor het tekort in het faillissement als gevolg van de te late deponering. Het is goed voor bestuurders om zich hiervan bewust te zijn, zeker wanneer zij zich geconfronteerd zien met een aansprakelijkstelling door een curator.
Van verzuim ten gevolge van COVID-19 kan bijvoorbeeld sprake zijn wanneer:
Het bestuur dient aan te tonen dat de te late deponering te wijten is aan de gevolgen van de uitbraak van COVID-19. De wetgever heeft niet toegelicht hoe het bestuur dit dient aan te tonen. Het verdient in ieder geval aanbeveling om dergelijke omstandigheden goed te documenteren, zodat men goed beslagen ten ijs komt in geval van een onverhoopt faillissement.
NB: Deze uitzondering uit de Tijdelijke Wet blijft in ieder geval tot 1 september 2023 van kracht. Maak uitsluitend gebruik van bovenstaande regeling, indien dit met het oog op COVID-19 strikt noodzakelijk is. Tijdige deponering van de jaarrekening verdient altijd de voorkeur.
De Tijdelijke Wet regelt ook dat het bestuur de mogelijkheid krijgt om de termijn van vijf maanden na afloop van het boekjaar voor opmaak van de jaarrekening met nog eens vijf maanden te verlengen. Zonder de Tijdelijke Wet was deze bevoegdheid enkel voorbehouden aan de algemene vergadering. Momenteel is de geldigheid van deze uitzondering verlengd tot 1 oktober 2021. De wetgever heeft echter in de Nota van Toelichting op 27 juli 2021 kenbaar gemaakt dat zij omwille van de rechtszekerheid uiterlijk twee maanden van tevoren zal aankondigen wanneer de uitzondering komt te vervallen. Nu deze aankondiging op dit moment (27 september 2021) nog niet heeft plaatsgevonden, is de verwachting dat deze uitzondering nog minimaal de komende twee maanden geldig zal zijn. U kunt hier bekijken of er inmiddels een aankondiging inzake de Tijdelijke Wet heeft plaatsgevonden. Wij zullen dit uiteraard ook voor u in de gaten houden.