Kempenplus is een publieke organisatie die mensen met een arbeidshandicap aan het werk zet voor aangesloten gemeenten. Een boekhouder van Kempenplus heeft tussen 2014 en 2020 heimelijk 4,5 miljoen euro van zijn werkgever Kempenplus overgeboekt naar zijn privérekening bij ABN Amro.
Op 20 juni 2019 heeft een medewerker van de bank intern gecommuniceerd dat hij had ontdekt dat de boekhouder op zijn privérekening grote bedragen ontving van Kempenplus. Deze bedragen werden vervolgens contant opgenomen. Binnen de bank is vervolgens gesproken over een vermoeden van fraude met gemeenschapsgeld of fiscale fraude.
Uiteindelijk heeft ABN Amro op 13 augustus 2019 een brief gestuurd aan de boekhouder met de aankondiging dat zij contact op zal nemen over onder meer de activiteiten op de bankrekening. Op 22 augustus 2019 heeft de boekhouder in een telefoongesprek met een medewerker van ABN Amro verklaart dat hij licht administratief werk verrichte voor Kempenplus en dat de bedragen op de ABN-rekening worden gebruikt om leveranciers contant te betalen. Verder heeft hij aangegeven de rekening te zullen opheffen omdat hij begrijpt dat hij dit niet via zijn privérekening kan doen.
Op 19 september 2019 is Kempenplus door oplettendheid van haar huisbank BNG op de hoogte geraakt van de gepleegde fraude. Kempenplus heeft daarop haar eigen handelen laten onderzoeken. In het daarop volgende onderzoeksrapport van april 2021 is geconcludeerd dat het voor het bestuur niet mogelijk was de fraude te signaleren. Wel is geconcludeerd dat het bestuur weinig aandacht heeft gehad voor de interne bedrijfsvoering en beheersing van risico’s, waardoor het bestuur signalen heeft gemist dat Kempenplus risico’s liep.
Niet in geschil is dat de bank in ieder geval op 20 juni 2019 kennis had van de ongebruikelijke activiteiten op de privérekening van de boekhouder. Anders dan de bank stelt, had zij vanaf 20 juni 2019 gelet op haar bijzondere positie en deskundigheid volgens de rechtbank de verplichting om onderzoek te doen en maatregelen te nemen. De bank verweert zich met de stelling dat zij desondanks niet anders had kunnen handelen dan zij heeft gedaan. De rechtbank maakt korte metten met de redenering. Gelet op de omvang van de mogelijke fraude met gemeenschapsgeld, die 20 juni 2019 al werd geschat op tonnen tot een miljoen, mocht van de bank worden verwacht dat zij onmiddellijk een voortvarend onderzoek in gang zette naar de achtergrond van de transacties. Dit is temeer het geval nu uit de interne communicatie bij de bank blijkt dat de werknemers de kans op fraude zeer hoog achtten. Tegen die achtergrond is het afwachtende en weinig indringende onderzoek van de bank volstrekt onvoldoende geweest, aldus de rechtbank.
Kempenplus stelde dat de bank al veel eerder dan 20 juni 2019 had moeten weten dat er ongebruikelijke activiteiten op de ABN-rekening plaatsvonden. Zo had de bank (onder meer) moeten opmerken dat vrijwel dagelijks contant geld werd opgenomen tot wel € 10.000,- per dag en dat op de privérekening van de boekhouder al voorafgaand aan 2014 tientallen keren circa € 1.000,- aan muntgeld was gestort. Deze (nieuwe) door Kempenplus bepleitte ‘preventieve zorgplicht’ van de bank gaat verder dan de vaste rechtspraak. De rechtbank volgt dit betoog van Kempenplus.
De rechtbank stelt daarbij voorop dat banken ook ten opzichte van derden de verplichting hebben om integriteitsrisico’s te beheersen. Daaronder valt ook het beheersen van risico’s op fraude die via een bankrekening van de bank wordt gepleegd. Daarom moet de bank aan cliëntonderzoek en transactiemonitoring doen. Banken zoals ABN Amro hebben in dit kader een bijzondere en unieke positie vanwege de omvang van het betalingsverkeer dat via de bij haar aangehouden bankrekeningen plaatsvindt en de expertise en capaciteit die zij (moeten) hebben om ongebruikelijke transacties te detecteren. Dat rechtvaardigt dat de bijzondere zorgplicht van de bank ten opzichte van Kempenplus ook strekt ter voorkoming van schade zoals Kempenplus die heeft geleden. De rechtbank tikt ABN Amro dus hard op de vingers.
Kempenplus wordt wat betreft de bijzondere zorgplicht van de bank in het gelijk gesteld. De rechtbank oordeelt aan de hand van het onderzoeksrapport van april 2021 echter dat 80% van de schade voor rekening van Kempenplus behoort te blijven. Immers, uit dat rapport blijkt dat Kempenplus haar processen niet op orde had of niet goed uitvoerde. Kempenplus verwijt de bank dat deze haar systemen niet op orde heeft, maar het is in eerste instantie haar verantwoordelijkheid om zorgvuldig om te gaan met haar publieke middelen. Dat deze fraude zo lang heeft kunnen doorgaan kan Kempenplus daarom aanzienlijk zwaarder worden aangerekend dan de bank, zo beredeneert de rechtbank.
Met name grote banken worden geacht de expertise en capaciteit te hebben om ongebruikelijke transacties te detecteren en te onderzoeken. Om die reden rust op juist deze banken de plicht om (voorzorgs)maatregelen te treffen om schade ten gevolge van fraude te voorkomen of te beperken. Het treffen van voorzorgsmaatregelen is echter in eerste instantie de verantwoordelijkheid van het bestuur van de getroffen onderneming. Het is dus aan iedere onderneming om zelf te onderzoeken of advies in te winnen over de preventie van (werknemers)fraude.
Is uw onderneming getroffen door fraude, of wilt u meer over dit onderwerp weten? De fraudespecialisten van LXA staan u graag bij.