Neem de standstill-periode serieus. Dat is een les die kan worden getrokken uit een recente uitspraak waarin de rechtbank Noord-Holland een franchiseovereenkomst heeft vernietigd vanwege het niet in acht nemen van de wettelijk vereiste standstill-periode. Daarbij heeft de rechter duidelijk gemaakt dat de datum waarop het contract wordt getekend bepalend is voor de aanvang van de standstill-periode en niet de datum waarop de overeenkomst is ingegaan. De rechtbank geeft ook een ‘tip’ voor de franchisegever die met een beroep op vernietiging wordt geconfronteerd.
Wat is de standstill-periode ook alweer? Voorafgaand aan het aangaan van een franchiserelatie moet de franchisegever de beoogd franchisenemer van allerlei informatie voorzien. Om te waarborgen dat de beoogd-franchisenemer een weloverwogen besluit kan nemen, heeft de wetgever bepaald dat er een standstill-periode in acht moet worden genomen van ten minste vier weken voordat de franchiseovereenkomst die aan de franchisenemer is aangeboden getekend wordt. Indien deze standstill-periode niet (volledig) in acht wordt genomen, kan de franchiseovereenkomst worden vernietigd.
Een dergelijke vernietiging is recent voor het eerst uitgesproken. In de zaak die speelde voor de rechter in Noord-Holland verstuurde de franchisegever op 25 mei 2021 de te tekenen franchiseovereenkomst aan franchisenemer. Naderhand is ook nog nadere informatie verstrekt. Op 11 juni 2021 is de franchiseovereenkomst getekend. De franchiseovereenkomst trad in werking op 1 oktober 2021.
Franchisenemer en Franchisegever raken in een geschil verwikkeld over het niet-betalen van facturen uit hoofde van de franchiseovereenkomst. In rechte verweert franchisenemer zich tegen de vordering van de franchisegever met een beroep op vernietiging van de franchiseovereenkomst vanwege het niet naleven van de standstill-periode. Franchisegever voert daartegen aan dat een beroep van de franchisenemer op de standstill-periode niet opgaat, omdat de overeenkomst pas in werking is getreden op 1 oktober. Tussen de ondertekening op 11 juni en die ingangsdatum zit een periode van veel meer dan vier weken.
De rechter veegt dit betoog van de franchisegever van tafel. Uit de wet blijkt duidelijk dat de franchiseovereenkomst en alle relevante informatie vier weken voor het sluiten van de franchiseovereenkomst moet worden verstrekt. Dit betekent volgens de rechter dat de standstill-periode niet in acht is genomen. De rechter oordeelt dat terecht een beroep op vernietiging van de franchiseovereenkomst is gedaan. Het gevolg daarvan is onder meer dat de franchisenemer de openstaande facturen niet hoeft te betalen aan de franchisegever.
Interessant is nog dat de rechter terloops een mogelijke ‘reddingsboei uitwerpt’ voor de franchisegever die wordt geconfronteerd met een franchisenemer die tracht de franchiseovereenkomst te vernietigen met een beroep op het niet in acht nemen van de standstill-periode. De rechter merkt namelijk op dat de franchisegever niet heeft verzocht om de vernietiging geheel of ten dele haar werking te ontzeggen, terwijl dat ‘in deze situatie wellicht wel terecht zou zijn geweest’. De bedoelde ‘reddingsboei’ werkt als volgt.
Vernietiging heeft terugwerkende kracht. Dat betekent dat alles wat partijen hebben gepresteerd op grond van de (later vernietigde) franchiseovereenkomst achteraf gezien verricht is zonder rechtsgrond. Daardoor zijn bijvoorbeeld door de franchisenemer betaalde franchisefees onverschuldigd betaald en kan de franchisenemer terugbetaling vorderen.
De wet bepaalt echter dat de rechter gevraagd kan worden aan een vernietiging haar werking geheel of gedeeltelijk te ontzeggen als de al ingetreden gevolgen van de vernietigde rechtshandeling bezwaarlijk ongedaan gemaakt kunnen worden (art. 3:53 lid 2 BW). Dit artikel biedt de rechter diverse mogelijkheden om de vernietiging in te perken. De rechter kan bijvoorbeeld bepalen dat de vernietiging niet werkt voor het verleden, of slechts ziet op een gedeelte van de overeenkomst.
Je moet de rechter hier wel actief om verzoeken. Je zult daarbij dan ook moeten aanvoeren waarom de ongedaanmaking - die bijvoorbeeld bestaat uit het terug moeten betalen van ontvangen fees of andere vergoedingen - bezwaarlijk is. Word je geconfronteerd met een beroep op vernietiging vanwege niet in acht nemen van de standstill-periode, dan kun je als franchisegever mogelijk baat hebben bij een beroep op dit artikel. De rechter heeft zich in dit geval niet uitgelaten (want dat was ook niet aangevoerd) over de vraag waarom ongedaanmaking bezwaarlijk zou zijn. Of van bezwaarlijkheide sprake is, zal waarschijnlijk afhangen van onder meer het type prestatie dat is verricht en de baten die de franchisenemer daarvan heeft gehad en van alle andere specifieke omstandigheden van het geval.
Wilt u meer weten over de Wet franchise en de daaruit voortvloeiende implicaties voor u als franchisegever? Neem dan vrijblijvend contact op met onze specialisten.