DNZB Franchise heeft onder de naam “De Nederlandse Zorgbemiddelaar” een franchiseformule ontwikkeld voor de bemiddeling tussen zelfstandige zorghulpverleners (ZZP’ers) en zorginstellingen. Aan de franchisenemer (Zorg Parel) is het recht verleend binnen bepaalde rayons de franchiseformule te exploiteren. Op 30 juni 2020 heeft DNZB Franchise de franchiseovereenkomst opgezegd tegen 28 februari 2021. Reden voor de opzegging was dat DNZB Franchise de franchiseorganisatie wilde staken. Partijen zijn in onderhandeling getreden over een ander vorm van voorzetting van de samenwerking na februari 2021, maar daar niet uitgekomen.
Bij tussenvonnis van 22 december 2021[1] heeft de Rechtbank Rotterdam overwogen dat een aan DNZB Franchise gelieerde onderneming (DNZB Nijmegen) met instemming en medeweten van DNZB Franchise, de onderneming van franchisenemer heeft voortgezet. Hiervoor heeft franchisenemer geen (goodwill)vergoeding ontvangen.
De Rechtbank Rotterdam concludeert in haar tussenvonnis dat DNZB Franchise tekortgeschoten is in haar verplichting zich als goed franchisegever te gedragen, door te bewerkstelligen, althans toe te staan, dat een aan haar gelieerde onderneming, de onderneming van franchisenemer heeft voortgezet zonder dat franchisenemer hiervoor een goodwillvergoeding heeft ontvangen. DNZB Franchise had erop moeten toezien dat franchisenemer een goodwillvergoeding zou ontvangen voor de overname van haar onderneming door DNZB Nijmegen, aldus de Rechtbank Rotterdam.
DNZB Franchise is dus jegens franchisenemer toerekenbaar tekortgeschoten en aansprakelijk voor de door franchisenemer als gevolg hiervan geleden schade. Wat de omvang van de vergoedingsplicht van DNZB Franchise betreft, heeft de rechtbank vervolgens een deskundigenbericht bevolen.
Uit het tussenvonnis van 11 mei 2022[2] blijkt dat de volgende vragen worden gesteld aan de deskundige door de Rechtbank Rotterdam:
Uit het eindvonnis van 22 maart 2023[3] blijkt hoe de deskundige de vragen heeft beantwoord. Ik sta in dit artikel met name stil bij de 3e vraag; de vraag naar toerekenbaarheid van de goodwill.
Op de vraag in welke mate de goodwill toerekenbaar is aan de franchisegever antwoordt de deskundige (althans, zo begrijp ik zijn antwoord) dat alle goodwill toerekenbaar is aan de franchisenemer. Van de berekende goodwill is dus geen deel aan de franchisegever toe te rekenen. De deskundige antwoordt namelijk:
“De voorgaande waardering is gebaseerd op de exploitatie van Zorg Parel B.V. en de redelijkerwijs te verwachten door de onderneming te realiseren toekomstige geldstromen. Bij het bepalen van die geldstromen is rekening gehouden met de gebruikelijk door Zorg Parel aan DNZB Franchise, DNZB Uitzend en DNZB Web af te dragen bijdragen. DNZB Franchise heeft verder geen aanspraak op de geldstromen die ten grondslag liggen aan de waardering en derhalve ook geen aandeel in de bepaalde goodwill. Ter verduidelijking zij opgemerkt dat aannemelijk is dat ook aan DNZB Franchise en DNZB Web zelf een aanzienlijke goodwill kan worden toegeschreven op basis van de door Franchisenemer betaalde bijdrage (…).”
De berekende goodwill is gebaseerd op de te verwachten toekomstige geldstromen. Bij de bepaling van die geldstromen is meegenomen dat de franchisenemer franchisefee aan de franchisegever moet afdragen. Franchisegever heeft geen aandeel in de goodwill die op de geldstromen is gebaseerd. De goodwill is daarom niet gedeeltelijk aan de franchisegever toe te rekenen.
Vrij vertaald kun je dit zo lezen dat de franchisegever al wordt gecompenseerd voor hetgeen aan hem/de formule toerekenbaar is via de franchisefee. De gecreëerde goodwill is daarom volledig aan de franchisenemer toe te rekenen.
Het bovenstaande is de weergave van hoe een deskundige aankijkt tegen de vraag welk deel van goodwill aan de franchisenemer is toe te rekenen en welk deel aan de franchisegever. Volgens deze deskundige is 100% van de goodwill aan de franchisenemer toe te rekenen. Ik weet dat er meer personen die zich bezighouden met bedrijfswaardering zo naar deze materie kijken.
Ik weet ook dat menig franchisegever dit anders ziet. Uit het feit dat de wet een contractuele regeling eist omtrent de wijze waarop wordt vastgesteld in welke mate de goodwill aan de franchisegever is toe te rekenen, blijkt dat ook volgens de wetgever niet altijd 100% van de goodwill aan de franchisenemer toe te rekenen zal zijn.
We schreven al eerder een blog over zaken waarop je moet letten als je in de franchiseovereenkomst opneemt dat je de goodwillberekening aan een deskundige overlaat. Ben je als franchisegever van mening dat een bepaald percentage van de goodwill (bijvoorbeeld 50%) aan de formule toerekenbaar is? Dan doe je er, gelet op bovenstaande uitspraak en de daarin door de deskundige gehanteerde redenering, verstandig aan om zelf een percentage voor toerekenbaarheid van goodwill aan de franchisegever in de franchiseovereenkomst op te nemen. Neem je hierover niets op, dan is de kans aanwezig dat de deskundige oordeelt dat 0% van de goodwill aan de franchisegever is toe te rekenen en dus 100% aan de franchisenemer.
Wilt u meer informatie over franchise, neem dan vrijblijvend contact op met onze specialisten: franchise@lxa.nl
[1] Rechtbank Rotterdam, 22 december 2021, ECLI:NL:RBROT:2021:13108.
[2] Rechtbank Rotterdam, 11 mei 2022, ECLI:NL:RBROT:2022:3635.
[3] Rechtbank Rotterdam, 22 maart 2023, ECLI:NL:RBROT:2023:2488.