Op 19 april 2017 wees de rechtbank Arnhem vonnis in een procedure waarin LXA The Law Firm de (middellijk) bestuurders van een failliete vennootschap bijstond (zie hier). De eiseres in de procedure had de vennootschap een geldlening van € 75.000,- verstrekt. Door liquiditeitskrapte had de vennootschap voorafgaand aan haar faillissement niets op de geldlening afgelost. De boedel van de failliet bood geen verhaal voor terugbetaling van de geldlening. Door het faillissement van de vennootschap viste de schuldeiser bij de curator van de vennootschap achter het net. De schuldeiser richtte zijn pijlen vervolgens op de (middellijk) bestuurders van de vennootschap. De schuldeiser hield de (middellijk) bestuurders hoofdelijk aansprakelijk voor het feit dat de vennootschap na faillissement geen verhaal bood voor terugbetaling van de geldlening. De schuldeiser verweet de (middellijk) bestuurders dat zij de betaling en het verhaal van haar vordering op de vennootschap hadden gefrustreerd. De (middellijke) bestuurders zouden de geldlening doelbewust niet hebben terugbetaald, doelbewust geen tweede pandrecht hebben gevestigd en de schuldeiser niet op de hoogte hebben gesteld van het voornemen surseance van betaling aan te vragen.
De rechtbank overwoog in haar vonnis (r.o. 4.1) het volgende:
‘Indien een vennootschap tekortschiet in de nakoming van een verbintenis of een onrechtmatige daad pleegt, is uitgangspunt dat alleen de vennootschap aansprakelijk is voor daaruit voortvloeiende schade. Onder bijzondere omstandigheden is evenwel, naast aansprakelijkheid van die vennootschap, ook ruimte voor aansprakelijkheid van een bestuurder van de vennootschap. Voor het aannemen van zodanige aansprakelijkheid is vereist dat die bestuurder ter zake van de benadeling persoonlijk een ernstig verwijt kan worden gemaakt. Aldus gelden voor het aannemen van aansprakelijkheid van een bestuurder naast de vennootschap hogere eisen dan in het algemeen het geval is.
Een hoge drempel voor aansprakelijkheid van een bestuurder tegenover een derde wordt gerechtvaardigd door de omstandigheid dat ten opzichte van de wederpartij primair sprake is van handelingen van de vennootschap en door het maatschappelijk belang dat wordt voorkomen dat bestuurders hun handelen in onwenselijke mate door defensieve overwegingen laten bepalen. Het antwoord op de vraag of de bestuurder persoonlijk een ernstig verwijt kan worden gemaakt, is afhankelijk van de aard en ernst van de normschending en de overige omstandigheden van het geval.’
De gedachte achter de verhoogde drempel voor het aannemen van externe bestuurdersaansprakelijkheid is dat bestuurders risico’s moeten kunnen nemen. In hoedanigheid van hun functie moeten bestuurders vaak moeilijke afwegingen maken en snel kunnen handelen. Hierdoor behoren bestuurders in zekere mate de ruimte te krijgen om fouten te maken. De bestuurder is echter wel verplicht om zich voldoende in te spannen zijn taak behoorlijk te vervullen. Deze inspanningsverplichting heeft de wetgever opgenomen in artikel 2:9 van het Burgerlijk Wetboek. Spant een bestuurder zich onder de gegeven omstandigheden onvoldoende in, dan kan dit resulteren in een onrechtmatige daad tegenover een schuldeiser van de vennootschap. In de rechtspraak kunnen voor het aannemen van externe bestuurdersaansprakelijkheid (kort samengevat) de volgende drie categorieën worden onderscheiden:
Of het handelen van een bestuurder gekwalificeerd kan worden als een onrechtmatige daad of gerechtvaardigd is, hangt steeds af van de feiten en omstandigheden van het specifieke geval.
Wil een vordering uit hoofde van bestuurdersaansprakelijkheid of de weerlegging daarvan succesvol kunnen zijn, dan is een deugdelijke feitelijke onderbouwing daarvoor onontbeerlijk. Voor advies in een dergelijke situatie kunt u contact met ons opnemen.
In voornoemde procedure deed de schuldeiser van de vennootschap een beroep op schending van de verhaalsfrustratienorm. Dit beroep trof echter geen doel. De rechtbank heeft geoordeeld dat - gelet op de feiten en omstandigheden - de (middellijk) bestuurders geen ernstig persoonlijk verwijt kon worden gemaakt. De vordering is afgewezen en de schuldeiser is veroordeeld in de proceskosten.