Ingeval de principaal de agentuurovereenkomst beëindigt, heeft de agent – mits aan de wettelijke vereisten is voldaan – recht op een klantenvergoeding (art. 7:442 lid 1 BW). Beëindigt de principaal de agentuurovereenkomst wegens een dringende reden gegrond op omstandigheden waarvoor de agent een verwijt treft, dan heeft de agent geen recht op een klantenvergoeding (art. 7:442 lid 4 onder a BW).
Ingeval de agent de agentuurovereenkomst overdraagt aan een derde of de agentuurovereenkomst zelf beëindigd, heeft de agent eveneens geen recht op een klantenvergoeding (art. 7:442 lid 4 sub c resp. b BW). De wet kent hierop een aantal uitzonderingen.
Beëindigt de agent de agentuurovereenkomst wegens (1) omstandigheden die de principaal kunnen worden toegerekend, (2) zijn leeftijd of (3) ziekte, dan heeft de agent wel recht op een klantenvergoeding (art. 7:442 lid 4 sub b BW).
Rechters dienen zich bij de beoordeling of een opzeggende agent recht heeft op een klantenvergoeding strikt aan deze ‘uitzonderingen’ te houden. Een recente uitspraak (Rechtbank Amsterdam/18 augustus 2020) is hiervan een klassiek voorbeeld. De rechtbank Amsterdam oordeelde dat een agent geen recht had op een klantenvergoeding. De agent bepleitte dat zijn persoonlijke omstandigheden aanleiding gaven tot de beëindiging. De agent dreef namelijk het handelsagentschap met zijn echtgenote. De echtgenote van de agent had de relatie verbroken en dit had volgens de agent ook invloed op het handelsagentschap. Die omstandigheid valt echter niet onder de uitzonderingen en leidt er ook volgens de rechtbank dus niet toe dat de opzeggende agent recht heeft op een klantenvergoeding.
De persoonlijke omstandigheden zullen ook van negatieve invloed zijn geweest op de gezondheid van de agent. De huisarts van de agent verklaarde dat er relevante ernstige medisch-psychologisch-sociale problematiek is geweest, waardoor de agent voor reïntegratie in de maatschappij en/of arbeidsleven afhankelijk zou zijn van medische en psychiatrische hulp en behandeling. Dit speelde zich in ieder geval af vóór de beëindiging van de agentuurovereenkomst. In de procedure is echter niet komen vast te staan dat de agent in de periode dat hij de agentuurovereenkomst beëindigde en de periode daarna niet in staat zou zijn geweest om actief te zijn als handelsagent. De rechtbank oordeelde daarom dat ziekte geen reden was voor de beëindiging van de agentuurovereenkomst. De agent had dus ook om die reden geen recht op een klantenvergoeding.
Wilt u meer weten over het beëindigen van een agentuurovereenkomst en de gevolgen daarvan, wenst u advies in een lopende kwestie of wilt u bijgestaan worden in een procedure, neem dan vrijblijvend contact op met onze specialisten op gebied van commerciële contracten. Maikel Exterkate en Herman Knotter