In de zeer recente uitspraak van 4 september jl., gewezen door de rechtbank Oost Brabant wordt de vraag, of de saneerder recht heeft op (bij)betaling c.q. een prijsaanpassing wegens niet-geïnventariseerd asbest bevestigend beantwoord.
Daarbij is de aannemer vrijwel op alle punten door de rechtbank in het gelijk gesteld en is de opdrachtgever op meerdere fronten door de rechtbank op haar vingers getikt.
In opdracht van een gemeente heeft een asbestsaneerder op basis van een door de gemeente verstrekt inventarisatierapport asbesttoepassingen verwijderd. Gedurende de uitvoering van de werkzaamheden, werden steeds nieuwe c.q. elders gesitueerde asbesttoepassingen aangetroffen. In dat kader zijn ook nieuwe asbestinventarisatieonderzoeken uitgevoerd en bijbehorende inventarisatierapporten aan de saneerder ter beschikking gesteld.
Waar de gemeente in april 2014 de saneerder eerst nog middels een meerwerkopdracht een vergoeding bood voor de extra uit te voeren werkzaamheden, werd een jaar later – toen wederom extra asbest werd geconstateerd - de deur voor de saneerder dichtgegooid. De gemeente weigerde de saneerder te betalen voor de uit te voeren extra werkzaamheden. Dit terwijl de saneerder een deel van deze werkzaamheden zelfs reeds had uitgevoerd.
Uiteindelijk heeft de saneerder haar werkzaamheden op locatie stil moeten leggen en is zij zelfs failliet gegaan. Bijgestaan door de advocaten van LXA heeft vervolgens de curator van saneerder de gemeente aansprakelijk gesteld en uiteindelijk betrokken in een procedure.
De kernvraag is of de saneerder een beroep op vergoeding van meerwerk ex artikel 7:755 BW en § 36 UAV, dan wel een beroep op bijbetaling op grond van verschillen in het werk ex § 29 lid 3 UAV of kostenverhogende omstandigheden ex artikel 7:753 BW en § 47 UAV toekomt.
De rechtbank heeft het beroep op meerwerk gegrond verklaard. De reikwijdte van de opdracht staat een dergelijk beroep niet in de weg. Sterker nog: in de oorspronkelijke opdracht is een beroep op meer- en minderwerk juist voor deze situaties opengesteld. Ook de stelling van de gemeente dat de later overeengekomen meerwerkopdracht een prijsvastbeding zou bevatten, is door de rechtbank verworpen. Dit maakt dat ook de reeds verleende meerwerkopdracht een nieuw beroep op meerwerk niet in de weg stond.
Wat betreft het door de saneerder gedane beroep op verrekening van meerwerk op grond van een bestekswijziging ex § 35 lid 1 sub a BW, heeft de rechtbank overigens nog een – voor de bouwrechtpraktijk – relevant standpunt ingenomen. De rechtbank heeft geoordeeld dat daar waar het gaat om meer en elders gesitueerd asbest, als gevolg waarvan de aannemer genoodzaakt was om een wijziging in de uitvoering door te voeren, sprake is van een bestekswijziging. De saneerder heeft naar oordeel van de rechtbank voldoende aannemelijk gemaakt dat een wijziging in de uitvoering noodzakelijk was en haar opdrachtgever heeft moeten begrijpen dat er meerkosten aan deze bestekswijzigingen verbonden waren. Het ontbreken van een schriftelijke opdracht doet daar aldus niets aan af.
Hoewel het beroep op meerwerk reeds succesvol was geacht, heeft de rechtbank tot slot nog geoordeeld dat in casu in ieder geval sprake was van een situatie als bedoeld in § 29 lid 3 UAV. Dit artikel bepaalt dat verschillen tussen de tijdens de uitvoering blijkende toestand van het werk enerzijds en de in het bestek aangeduide toestand anderzijds, de aannemer aanspraak geven op bijbetaling indien die verschillen zodanig zijn dat de gevolgen daarvan redelijkerwijs niet voor rekening van de aannemer kunnen komen.
Mocht het beroep op meerwerk dus al niet gegrond zijn bevonden, dan had de saneerder ook op grond van voornoemde bepaling dor de gemeente betaald moeten worden.
De rechtbank heeft de procedure, wat betreft de hoogte van de door aannemer geleden schade, verwezen naar de schadestaatprocedure. Wordt dus vervolgd!
Deze uitspraak biedt aannemers een meer dan handig handvat om een beroep op meerwerk ex artikel 7:755 BW en § 36 UAV alsmede een beroep op bijbetaling ex § 29 lid 3 UAV nader te onderbouwen en kracht bij te zetten.
Anderzijds, worden opdrachtgevers door deze uitspraak wakker geschud. Immers, het belang van een sluitend en gespecificeerd contract – met hierin waar mogelijk uitsluitingen van een beroep op meerwerk of bijbetaling op grond van verschillen in het werk, wordt hiermee onderstreept. Dit belang heeft LXA overigens reeds eerder benadrukt, in dat kader wordt verwezen naar:
De advocaten van LXA adviseren en procederen regelmatig over meerwerkdiscussies, waarbij zij – mede vanwege hun specialistische kennis op het gebied van bouw- en asbestrecht – reeds meermaals zowel voor opdrachtgevers als aannemers successen hebben geboekt.
Wilt u meer informatie over dit onderwerp, wenst u advies in een lopende kwestie of wilt u bijgestaan worden in een procedure, neem dan vrijblijvend contact op met onze specialisten: Inge Franken en Tim Segers.