Op grond van de Arbeidsomstandighedenwet is de werkgever primair verantwoordelijk voor het gezond en veilig werken door zijn werknemers en dient hij een beleid te voeren dat gericht is op zo goed mogelijke arbeidsomstandigheden. Echter, naast de werkgever heeft ook een opdrachtgever van werk invloed op de mogelijkheden om gezond en veilig te werken. Vanaf 1 januari 2017 zal de aandacht vanuit SZW zich eveneens richten op de opdrachtgevers van asbestverwijderingswerkzaamheden, lees verder.
Hoewel hoofdstuk 2, afdeling 5, van het Arbobesluit ook nu al verplichtingen kent voor opdrachtgevers van bouwwerken heeft een verkennend onderzoek plaatsgevonden naar de introductie van een algemene opdrachtgeversaansprakelijkheid . De conclusie hieruit is dat dit vooralsnog een stap te ver is. Doordat de omvang van de problematiek nog niet voldoende scherp was, bleken de noodzaak, de geschiktheid en de proportionaliteit van het instrument moeilijk aan te tonen. Wel is geconstateerd dat de wettelijke mogelijkheden voor onder andere asbestverwijdering beter benut kunnen worden. De aanleiding hiervoor waren signalen van de Inspectie SZW dat de bouwprocesbepalingen onvoldoende scherp geformuleerd waren, hetgeen de handhaving bemoeilijkte. Uit de verkenning bleek dat de huidige bouwprocesbepalingen te veel ruimte laten voor interpretatie. Een belangrijk doel van deze regeling is daarom een aanscherping van deze bepalingen. Opdrachtgevers worden daardoor in staat gesteld de bouwprocesbepalingen beter na te leven. Daarnaast is een betere handhaving mogelijk. Uiteindelijk zijn negen aandachtspunten vastgesteld, waarvan er zes hebben geleid tot aanpassingen van het Arbobesluit. De laatste aanpassing ziet op de verantwoordelijkheid van opdrachtgevers bij asbestverwijdering. Nb. een zevende aandachtspunt, de beperkte mogelijkheden om bestuurlijke boetes op te leggen, leidt tot een aanpassing van de Beleidsregel boeteoplegging arbeidsomstandighedenwetgeving, die gelijktijdig met dit besluit in werking zal treden.
Veel verplichtingen voor de opdrachtgever bestaan aan. Zo moeten opdrachtgevers in bepaalde gevallen asbestinventarisatierapporten laten opstellen, deze rapporten aan de saneerder overhandigen, werkzaamheden melden aan de Inspectie SZW en werken met een gecertificeerd bedrijf, als dit is voorgeschreven. Dit vloeit al voort uit de bouwprocesbepalingen, met name artikel 2.26 en artikel 2.28, in combinatie met hoofdstuk 4, afdeling 5, van het Arbobesluit, dat gaat over aanvullende voorschriften voor het werken met asbest. Verder is in artikel 3 van het Asbestverwijderingsbesluit al geregeld dat de opdrachtgever over een asbestinventarisatierapport moet beschikken. In verband met de handhaafbaarheid op grond van de Arbeidsomstandighedenwet is ervoor gekozen dit nu expliciet op te nemen in de bouwprocesbepalingen. Dit heeft geleid tot diverse aanpassingen van deze bepalingen: in artikel 2.26 wordt nu verwezen naar de bepalingen in het Arbobesluit over asbest; het asbestinventarisatierapport moet worden opgenomen in het V&G-plan en dit plan dient ook informatie te bevatten over risico’s door de aanwezigheid van asbest en asbesthoudende producten; verder is aan artikel 2.32 als verplichting voor de opdrachtgever toegevoegd de verplichting het asbestinventarisatierapport over te dragen en aan artikel 9.6 de verplichting om te werken met een gecertificeerd bedrijf. Deze bepalingen maken duidelijker aan welke verplichtingen opdrachtgevers moeten voldoen en geeft de Inspectie SZW een middel om zich niet alleen te richten op de asbestverwijderaars maar ook opdrachtgevers die zich onvoldoende kwijten van hun verplichtingen op het gebied van arbeidsomstandigheden.
Wilt u meer informatie over dit onderwerp of advies? Neem dan vrijblijvend contact op met onze specialisten: Tim Segers, Peter Huijbregts en Jelle Bekke.