Op het asbestdossier wordt door verschillende toezichthoudende instanties – ieder vanuit zijn eigen expertise – toezicht gehouden. Een goede uitwisseling van informatie is daarbij essentieel en leidt tot een belangrijke efficiëntieslag. De uitwisseling van informatie heeft de afgelopen periode dan ook een enorme toevlucht genomen. Steeds vaker wordt informatie uitgewisseld tussen toezichthouders. Maar kan de toezichthouder ook afdwingen dat de ontvanger van zijn informatie daarmee ook daadwerkelijk aan de slag gaat? Daarover ging deze zaak bij de Rechtbank Gelderland.
In deze zaak wisselde een omgevingsdienst informatie uit met een certificerende instelling over een mogelijke afwijking van het certificatieschema. De certificerende instelling vond echter dat geen sprake was van een afwijking en deed daarom niets met de informatie.
Omdat de omgevingsdienst toch actie eiste, diende zij een officieel handhavingsverzoek in bij de certificerende instelling. Dat verzoek werd afgewezen. Nadat de omgevingsdienst daartegen bezwaar maakte, werd dat bezwaar door de certificerende instelling niet-ontvankelijk verklaard. De certificerende instelling vond namelijk dat de omgevingsdienst geen belanghebbende was in deze kwestie.
De omgevingsdienst ging tegen die beslissing in beroep bij de rechtbank. In beroep kwam de vraag aan de orde of de omgevingsdienst belanghebbende is bij (de afwijzing van) een handhavingsverzoek als door haar informatie is uitgewisseld.
De rechtbank vond dat de omgevingsdienst wel belanghebbende was en overwoog daartoe het volgende:
“Bij het verrichten van de taken moet de Omgevingsdienst kunnen vertrouwen op de geldigheid en deugdelijkheid van de door verweerder afgegeven certificaten. Zonder dit vertrouwen wordt het voor eiser namelijk onnodig moeilijk om efficiënt en adequaat toe te zien op naleving van de zojuist bedoelde plichten. Hierbij neemt de rechtbank in aanmerking dat de wetgever veel belang hecht aan overheidstoezicht op de naleving van regels inzake de verwijdering van asbest, gezien de grote gevaren van dit product voor de volksgezondheid.
Op basis hiervan is de rechtbank van oordeel dat het belang van eiser bij het verlenen, intrekken en schorsen van asbestcertificaten (mede) aan eiser is toevertrouwd.”
De rechtbank is dus van oordeel dat een handhavingsverzoek van de omgevingsdienst door een certificerende instelling in behandeling genomen moet worden omdat een omgevingsdienst kan worden aangemerkt als belanghebbende. De certificerende instelling moet nu alsnog inhoudelijk beoordelen en onderzoeken of sprake is van een afwijking.
Hoewel het hier om een vrij onorthodoxe uitspraak gaat, waarvan het naar onze mening nog maar de vraag is of de Raad van State er ook zo over denkt, kunnen toezichthouders met deze uitspraak in de hand bij andere toezichthouders (vooralsnog) afdwingen dat op basis van door hun uitgewisselde informatie handhavend wordt opgetreden.