Een noodzakelijke stap in het realiseren van veel bouwprojecten is het saneren van asbest. Aannemers bieden vaak een totaalpakket aan, waarbij zij de verwijdering van het asbest vervolgens uitbesteden aan een gespecialiseerd asbestsaneringsbedrijf. Wanneer niet goed wordt gesaneerd, zal de opdrachtgever in de meeste gevallen een schadeclaim neerleggen bij zijn eigen contractspartij. Veel aannemers hanteren algemene voorwaarden waarin de aansprakelijkheid voor schade die is veroorzaakt door een onderaannemer wordt beperkt. Een uitspraak van de rechtbank Gelderland van vorige maand illustreert het belang van de algemene voorwaarden voor de reikwijdte en omvang van de aansprakelijkheid van de hoofdaannemer.
De eigenaar van een perceel in een industriegebied besluit om een van zijn bedrijfsloodsen te laten renoveren. Voorafgaand aan de renovatie is een asbestinventarisatieonderzoek uitgevoerd. Daaruit komt naar voren dat in de loods veel asbesthoudend materiaal is verwerkt.
De aannemer brengt aan de eigenaar een totaalofferte uit voor de renovatie inclusief de sanering van het asbest. Voor de sanering wordt een onderaannemer ingeschakeld: een gecertificeerd asbestsaneringsbedrijf. Nadat de saneringswerkzaamheden zijn afgerond, wordt door een geaccrediteerde inspectie-instelling een visuele inspectie uitgevoerd. Omdat er geen asbesthoudende restanten meer zijn aangetroffen, wordt op 25 juni 2012 het werkgebied door de inspectie-instelling vrijgegeven.
Enkele jaren nadat de loods weer in gebruik is genomen, wordt opnieuw asbestverdacht materiaal aangetroffen. Uit het inventarisatierapport van 5 juni 2020 volgt dat het inderdaad asbest betreft. Op 17 september 2020 stuurt de eigenaar een e-mail naar zowel de aannemer als het saneringsbedrijf met het verzoek om aanvullende saneringswerkzaamheden uit te voeren. De aannemer betwist dat hij ondeugdelijk werk zou hebben geleverd en verwijst naar de vrijgave die destijds door de inspectie-instelling is afgegeven.
De eigenaar laat het er niet bij zitten en spant een procedure aan tegen zowel de hoofdaannemer als het saneringsbedrijf. De gevorderde schade bedraagt bijna anderhalve ton.
De hoofdaannemer wordt aangesproken vanwege het niet-nakomen van diens verplichtingen op grond van de aannemingsovereenkomst. Immers zag de offerte zowel op het uitvoeren van de renovatie als op het verwijderen van het asbest in de loods.
Uit de wet vloeit voort dat de hoofdaannemer in principe aansprakelijk is voor de gedragingen van de onderaannemer (artikel 6:76 BW en artikel 7:751 BW). Deze bepalingen zijn echter van regelend recht, wat betekent dat partijen hier bij overeenkomst van kunnen afwijken. In de gerechtelijke procedure verweert de aannemer zich tegen de aansprakelijkstelling van de eigenaar door te verwijzen naar een exoneratiebeding in zijn algemene voorwaarden.
In reactie hierop stelt de eigenaar dat hij de algemene voorwaarden nooit heeft ontvangen. Volgens hem zijn de algemene voorwaarden daarom niet van toepassing Echter, in de aannemingsovereenkomst was de volgende passage opgenomen:
(…) De opdrachtgever verklaart door ondertekening dezes, de AVA 92 te hebben ontvangen en bekend te zijn met de inhoud hiervan. (…)”
Hiermee stond vast dat de algemene voorwaarden door de aannemer van toepassing waren verklaard. Nu de eigenaar voor akkoord had getekend, werd aangenomen dat hij wel degelijk bekend kon zijn met de inhoud van de algemene voorwaarden. De algemene voorwaarden werden dus geacht onderdeel uit te maken van de door partijen gemaakte afspraken.
Volgens de eigenaar stond vast dat ondeugdelijk werk was geleverd, wat had geresulteerd in een fikse schadepost. Het zou volgens hem onredelijk zijn als de aannemer onder zijn verplichting tot schadevergoeding zou kunnen uitkomen door een beroep te doen op zijn algemene voorwaarden. De rechter overweegt echter dat, ook voor zover vast zou komen te staan dat een ondeugdelijke sanering is uitgevoerd, dit op zichzelf genomen nog niet maakt dat het exoneratiebeding uit billijkheidsoverwegingen moet worden vernietigd. Andere bijkomende omstandigheden, zoals bijvoorbeeld de omvang van de schade, kunnen hierop wel van invloed zijn. In deze zaak zag de rechter in hetgeen door de eigenaar was aangevoerd in elk geval geen aanleiding om het exoneratiebeding te vernietigen.
Hoewel dit niet direct uit de uitspraak volgt, zal in belangrijke mate hebben meegespeeld dat in dit geval een aannemingsovereenkomst is gesloten door commerciële partijen. In zulke gevallen wordt veel waarde gehecht aan het beginsel van contractsvrijheid en zal de rechter veel minder snel dan bij een particuliere opdrachtgever aannemen dat een beroep op algemene voorwaarden onredelijk is. Er wordt hier dus relatief streng getoetst aan de eis van redelijkheid en billijkheid (artikel 6:248 BW). De aannemer kon zich uiteindelijk wel beroepen op het exoneratiebeding.
De aannemer had gebruik gemaakt van de standaard set ‘Algemene voorwaarden voor aannemingen in het bouwbedrijf 1992’ (AVA 1992), zoals opgesteld door branchevereniging Bouwend Nederland. Daaruit volgt dat wanneer na de onderhoudstermijn van 30 dagen (na oplevering van het werk) aan het licht komt dat ondeugdelijke werkzaamheden zijn uitgevoerd, de opdrachtgever dit binnen een redelijke termijn aan de aannemer hoort mede te delen. Kunnen partijen onderling geen overeenstemming bereiken over het uitvoeren van herstelwerkzaamheden of een schadeloosstelling, dan volgt uit de algemene voorwaarden ook dat de opdrachtgever binnen vijf jaar naar de rechter dient te stappen (artikel 10 AVA 1992). Na vijf jaar is de aannemer in principe niet meer aansprakelijk voor schade als gevolg van gebreken in het werk.
De rechtbank stelt op basis van deze algemene voorwaarden vast dat een rechtsvordering van de eigenaar op 30 juli 2017 is verjaard. Nu de eigenaar zich pas ruim drie jaar na het verstrijken van deze termijn tot de rechtbank heeft gewend, wordt hij niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering tot schadevergoeding.
In theorie kan de verjaring van een rechtsvordering nog worden gestuit door de aannemer formeel aansprakelijk te stellen voor de gebrekkige werkzaamheden. Deze aansprakelijkstelling dient dan wel voor afloop van de verjaringstermijn te worden verstuurd. In dit geval is het asbest echter pas ruim drie jaar na afloop van de verjaringstermijn ontdekt. Gelet op het tijdsverloop in deze zaak is de vraag of daadwerkelijk sprake was van een ondeugdelijke sanering in feite niet meer van belang. Met deze algemene voorwaarden wordt het aansprakelijkheidsrisico voor de aannemer dus beduidend ingeperkt. Zonder deze algemene voorwaarden zou men namelijk terugvallen op de algemene wettelijke regeling voor verjaring van vorderingen tot schadevergoeding, waarbij de verjaringstermijn pas begint te lopen op het moment dat men bekend is geworden met het gebrek (artikel 3:310 BW).
Hierbij kan de kanttekening worden geplaatst dat een opdrachtgever nog een vordering uit hoofde van onrechtmatige daad kan instellen tegen de aannemer. Wel geldt dan een ander beoordelingskader. Niet de afspraken in aannemingsovereenkomst zijn leidend voor het beoordeling van de schadeplichtigheid van de aannemer, maar de vraag of het gebrek in de werkzaamheden maakt dat de aannemer onzorgvuldig heeft gehandeld jegens zijn opdrachtgever. Een exoneratiebeding in algemene voorwaarden kan het aansprakelijkheidsrisico dus nooit volledig afdekken.
Nu de onderaannemer geen partij was bij de met de eigenaar gesloten overeenkomst, kon het saneringsbedrijf niet worden aangesproken wegens wanprestatie. De opdrachtgever kon de onderaannemer dus alleen aansprakelijk stellen uit hoofde van onrechtmatige daad.
Ook hier geldt dat het enkele feit dat een onderaannemer ondeugdelijke werkzaamheden heeft uitgevoerd niet automatisch leidt tot schadeplichtigheid jegens de opdrachtgever. Het is namelijk vaste rechtspraak dat een wanprestatie van de onderaannemer jegens zijn eigen contractspartij (de hoofdaannemer) op zichzelf nog geen onrechtmatige daad oplevert jegens een derde (opdrachtgever). Beoordeeld dient te worden of de onderaannemer bij een gebrekkige uitvoering van de werkzaamheden ook specifiek jegens de opdrachtgever onzorgvuldig heeft gehandeld. De hoogte van de schade is een element dat wordt meegewogen, maar het is ook van belang in hoeverre van de opdrachtgever kan worden verlangd dat hij zich indekt tegen deze schade.
Het is dus nog maar de vraag of de onderaannemer in deze kwestie onrechtmatig heeft gehandeld. Immers had de eigenaar ook een voorbehoud kunnen maken ten aanzien van het exoneratiebeding in de algemene voorwaarden van de (hoofd)aannemer. Uiteindelijk komt de rechter niet toe aan een beoordeling van de aansprakelijkheid van de onderaannemer. In de procedure bleek namelijk dat de aannemer een ander saneringsbedrijf had ingeschakeld. Het saneringsbedrijf dat was gedagvaard kon dus niet worden aangesproken in de hoedanigheid van onderaannemer.
Wanneer blijkt dat een asbestsanering ondeugdelijk is uitgevoerd, kan de schade voor de opdrachtgever flink oplopen. Soms blijft het niet bij de kosten van een aanvullende sanering, maar kan ook sprake zijn van aanzienlijke gevolgschade. Denk bijvoorbeeld aan de omzetschade door een tijdelijke noodgedwongen sluiting van het bedrijfspand in verband met de uitvoering van de werkzaamheden of inventarisschade.
Om achteraf onaangename verrassingen te voorkomen is het van belang om ook altijd de algemene voorwaarden te checken voordat u met een partij in zee gaat. Twijfelt u over de risico’s? Laat u dan adviseren door een juridisch specialist. Deze kan voor u beoordelen of het wenselijk is om aanvullende afspraken vast te leggen.
Wilt u advies over uw eigen algemene voorwaarden of heeft u een vraag over een specifieke aansprakelijkheidsclaim? Neem dan vrijblijvend contact op met een onze specialisten op het gebied van bouwrecht en asbest.