Shutterstock Asbest Wetgeving

Deel 1 – De implementatie van de vergunningplicht voor asbestwerkzaamheden

4 november 2025

Binnen de Europese Unie bestaat een richtlijn die ziet op de bescherming van werknemers tegen de risico’s van blootstelling aan asbest tijdens hun werkzaamheden (hierna: Asbestrichtlijn). Eind 2023 heeft de Europese Unie een wijziging gepubliceerd van de Asbestrichtlijn: Richtlijn (EU) 2023/2668 (hierna: Gewijzigde Richtlijn). Deze wijziging beoogt de bescherming van deze werknemers verder te verbeteren door het invoeren van een vergunningplicht voor bedrijven die sloop- of asbestverwijderingswerkzaamheden verrichten.

Op 29 oktober jl. is bij de Tweede Kamer een wetsvoorstel ingediend dat de gedeeltelijke implementatie van deze Richtlijn binnen de Nederlandse wetgeving regelt. De implementatie van de Europese Richtlijn zal in twee delen worden ingediend bij de Tweede Kamer, waarbij dit eerste deel in de kern slechts de vergunningplicht in het leven roept. De precieze invulling daarvan volgt in deel twee waarmee het Arbeidsomstandighedenbesluit (hierna: Arbobesluit) wordt gewijzigd. De bij het ingediende wetsvoorstel meegezonden stukken bieden al een interessant inkijkje in de komende ontwikkelingen.

In dit artikel bespreken we de tijdslijn, de hoofdpunten van het al ingediende wetsvoorstel en blikken we ook kort vooruit op de nog komende wijzigingen. In de komende maanden zullen wij diverse onderdelen verder uitdiepen. Uiteraard komen ook de nieuwe ontwikkelingen aan bod.

 

Planning

De Gewijzigde Richtlijn dient uiterlijk 21 december 2025 geïmplementeerd te zijn binnen alle Europese lidstaten. Nederland gaat die deadline niet halen en houdt daarom voorlopig 1 januari 2027 aan als datum waarop het nu ingediende wetsvoorstel en de onderliggende regelgeving van kracht zullen worden.

Het ingediende wetsvoorstel wordt op 2 december 2025 behandeld tijdens een procedurevergadering in de Tweede Kamer. Daarin wordt besloten hoe het al ingediende wetsvoorstel wordt behandeld in de Tweede Kamer.

 

Het ingediende wetsvoorstel

De reikwijdte van de vergunningplicht

Asbestverwijdering- en sloopwerkzaamheden

De vergunningplicht geldt voor alle bedrijven die asbestverwijderingswerkzaamheden of sloopwerkzaamheden waarbij personen worden of kunnen worden blootgesteld. Dit staat in de nieuwe artikel 19a, eerste lid, onder a en b van de Arbeidsomstandighedenwet (hierna: Arbowet).

De vergunningplicht geldt voor sloopwerkzaamheden enkel bij sloopwerkzaamheden waarbij asbest vrijkomt waardoor werknemers aan asbest blootgesteld worden of kunnen worden.

Erg duidelijk is dit onderscheid wat ons betreft niet, want ook bij reguliere sloopprojecten kan onverhoopt asbest worden aangetroffen na het slopen van bijvoorbeeld een muur of verdiepingsvloer. Daarmee bestaat in feite altijd een (kleine) kans dat werknemers aan asbest blootgesteld kunnen worden. Of deze kans ook daadwerkelijk zo strikt dient te worden geïnterpreteerd, wordt wellicht in de aankomende wijziging van het Arbeidsomstandighedenbesluit nader verduidelijkt.

Bodemsaneringen

De nieuwe vergunningsplicht strekt zich ook uit tot bedrijven die bodemsaneringen uitvoeren, waarbij asbest in de grond zit. Deze bedrijven zijn op dit moment gecertificeerd en erkend op grond van het Besluit bodemkwaliteit (hierna: Bbk). Daar komt nu dus ook een vergunningplicht bij omdat de Gewijzigde Richtlijn geen rekening houdt met de aard van asbestverwijderingswerkzaamheden. De gevolgen voor deze bedrijven lijken vooralsnog echter relatief beperkt.

Asbestinventarisaties en eindinspecties

Waar de bodemsaneringsbedrijven bij de vergunningplicht betrokken raken, geldt dat niet voor de asbestinventarisatiebedrijven en vrijgavelabs die eindbeoordelingen uitvoeren. De Gewijzigde Richtlijn beperkt zich namelijk slechts tot bedrijven die daadwerkelijk asbest verwijderen en Nederland heeft ervoor gekozen om deze vergunningplicht (nog) niet uit te breiden naar de asbestinventariseerders en inspectie-instellingen. Wel blijft de certificeringsplicht voor asbestinventarisatiebedrijven onverminderd in stand.

Interessant is dat de omgevingsdiensten hebben verzocht om ook een vergunningplicht voor asbestinventarisatiebedrijven en inspectie-instellingen zodat de omgevingsdiensten daarmee handvatten krijgen om daarop te kunnen handhaven. Daarover wordt in de toelichting op het wetsvoorstel opgemerkt dat het huidige ingediende wetsvoorstel al voorsorteert op de mogelijkheid om de vergunningplicht uit te breiden Als daarmee wordt gedoeld op onderdeel c van het eerste lid van artikel 19a van de Arbowet, lijkt ons dat niet zo eenvoudig als in de toelichting wordt voorgesteld.

Bewerken van asbest

De Gewijzigde Richtlijn verplicht slechts tot het invoeren van een vergunningplicht voor bedrijven die sloop- en asbestverwijderingswerkzaamheden gaan verrichten. De Nederlandse implementatie van de Gewijzigde Richtlijn strekt op het gebied van het bewerken van asbest echter verder dan verplicht. Artikel 19a, eerste lid, onder c, van de Arbowet sorteert namelijk ook voor op een vergunningplicht voor het bewerken van asbest.

Vooralsnog wordt het bewerken van asbest nog niet vergunningplichtig, maar dat kan in de toekomst veranderen wanneer blijkt dat wat in Nederland in het Productenbesluit asbest onder ‘bewerken’ wordt verstaan, in Europees verband wordt gezien als sloop- en verwijderingswerkzaamheden. Daarnaast bevinden bepaalde bewerkingshandelingen zich per definitie op het snijvlak van (deels) verwijderen en onderhoud. Als ook voor het bewerken van asbest een vergunningplicht wordt ingevoerd, zal dat in het Arbobesluit worden uitgewerkt.

Er bestaan goede argumenten voor het standpunt dat asbestinventarisatie vanwege bijvoorbeeld de monstername gekwalificeerd kan worden als het bewerken van asbest. Voor de werkzaamheden van inspectie-instellingen is dat echter lastiger. Hun werkzaamheden vinden immers plaats ná de asbestverwijdering. Zelfs als er dan nog restanten worden aangetroffen, beperkt de verantwoordelijkheid van de inspectie-instelling zich tot het simpelweg vaststellen van de aanwezigheid daarvan. Van bewerken is dan geen sprake.

 

Verstrekking, geldigheidsduur en kosten

De vergunningen worden op grond van artikel 19a, eerste lid, van de Arbowet in beginsel verstrekt door de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. De Minister kan deze bevoegdheid mandateren aan anderen. Op moment van schrijven is nog niet bekend of van die mogelijkheid gebruik zal worden gemaakt.

Uit de toelichting op het wetsvoorstel valt op te maken dat wanneer een vergunning eenmaal wordt verleend, die in beginsel voor onbepaalde tijd zal gelden. Wel kunnen er aan een vergunning op bedrijfsniveau aanvullende voorschriften worden verbonden. De vergunning kan bijvoorbeeld qua soort werkzaamheden of geldigheidsduur worden beperkt. Deze regels, en de nadere invulling daarvan, maken echter nog geen onderdeel uit van de nu al voorliggende wetswijziging.

Goed nieuws is dat er door de Minister geen kosten in rekening worden gebracht voor het verlenen van de vergunning. Het afzien van leges betekent echter niet dat het krijgen van een vergunning zonder kosten is: de vergunningsaanvraag dient te worden voorzien van documentatie die niet kosteloos verkrijgbaar is, zoals (hoogstwaarschijnlijk) diploma’s, een bewijs van naleving en een VOG.

 

De voorwaarden voor verstrekking en behoud van een vergunning

Artikel 19a, tweede lid, Arbowet kondigt aan dat in de lagere regelgeving nadere regels kunnen worden gesteld aan het verkrijgen van een vergunning. Deze inhoudelijke regels maken echter deel uit van deel twee van de wijziging, die nu nog niet voorligt.

 

Ongewenste doorstarts (Bibob-toets)

Onder andere de Nederlandse Arbeidsinspectie probeert al sinds lange tijd grip te krijgen op zogenaamde ongewenste doorstarts. Dit betreft bedrijven die hun certificaat kwijtraken of dreigen kwijt te raken vanwege ernstige overtredingen en onder een nieuwe bedrijfsnaam een nieuw certificaat aanvragen. Het huidige Certificatieschema voor de Procescertificaten Asbestinventarisatie en Asbestverwijdering (hierna: Certificatieschema) bevat een bepaling die dit tracht te voorkomen, maar in praktijk biedt dit artikel naar het oordeel van de NLA te weinig (onderzoeks-)bevoegdheden om effectief te zijn. Om deze reden maakt het wetsvoorstel met artikel 19a, vierde lid, van de Arbowet nu een zogenaamde Bibob-toets mogelijk.

Een Bibob-toets is een ingrijpend bestuursrechtelijk instrument waarbij de integriteit van de vergunningaanvrager diepgaand wordt getoetst. Deze toets zal slechts in uitzonderlijke gevallen worden uitgevoerd wanneer er aanwijzingen zijn dat misbruik zal worden gemaakt van de vergunning. Voordat wordt overgegaan tot een Bibob-toets, wordt bezien of er andere reguliere gronden voor weigering of intrekking van de vergunning bestaan. Daarnaast voert de Minister eerst een eigen onderzoek uit. Pas wanneer dit eigen onderzoek onvoldoende duidelijkheid oplevert, wordt een onderzoek uitgevoerd bij het Landelijk Bureau Bibob. In een later artikel zullen wij nader inzoomen op de Bibob-toets.

 

Afsluiting

Zoals opgemerkt, biedt het ingediende wetsvoorstel ook al een interessant inkijkje in deel twee van de implementatie van de Gewijzigde Richtlijn, namelijk die van het Arbobesluit. Zo zal een bedrijf om in aanmerking te komen voor een vergunning, bewijs moeten overleggen van een goede opleiding van het personeel, een VOG voor de rechtspersoon en een bewijs van naleving van de Asbestrichtlijn. Daarnaast baseert de Minister zich bij het besluit tot vergunningverlening op beschikbare toezichtsinformatie. Hoe het er verder op detailniveau uit komt te zien, vertellen wij jullie in de volgende editie.

 

Contact

Heeft u een vraag over dit onderwerp? Neem dan contact op met onze specialisten. 

Meer weten? Neem contact op met:

Regelmatig op de hoogte blijven van de laatste juridische ontwikkelingen?