De wetsaanpassing is inmiddels gepubliceerd, zegt Bekke, maar het is nog niet duidelijk wanneer de wet ook daadwerkelijk wordt gewijzigd. Tot het zover is, vindt hij, mag het zogeheten naming and shaming van asbestsaneerders die ervan worden verdacht de Arbowet te hebben overtreden, niet meer gebeuren. In twee rechtszaken die door LXA zijn aangespannen, oordeelde de bestuursrechter dat het huidige openbaarmakingsbeleid onrechtmatig is.
Op de website van de Inspectie SZW is een overzicht te vinden van bedrijven die tussen 15 augustus 2014 en 1 mei 2015 vanwege ernstige asbestovertredingen van de dienst een boete hebben gekregen. Op basis van de Wet openbaarheid bestuur (Wob) wordt daarbij niet alleen gemeld om wie het gaat en over welke overtreding, maar onder meer ook op welke locatie de veronderstelde misstap werd begaan en of al dan niet een bevel tot stillegging van het werk is opgelegd.
Van overtredingen die na 1 mei 2015 zijn begaan, is op het overzicht geen spoor te vinden. Bekke ziet daarin een lichtpuntje. Vorig jaar besloot de rechtbank van Rotterdam dat een asbestsaneerder die door de Inspectie SZW werd beschuldigd van het overtreden van de asbestregels anoniem moest blijven. Niet alleen omdat niet duidelijk was of de arboregels ook daadwerkelijk waren overtreden, maar ook omdat voor openbaarmaking een wettelijke grondslag ontbreekt legt Bekke uit. Sindsdien zijn geen namen meer aan de lijst toegevoegd.
Bekke leidt daaruit af dat het ministerie zelf ook inziet dat het fout zit met het beleid van naming and shaming. “Sinds de uitspraak van de rechtbank Rotterdam is de minister gestopt met het feitelijk publiceren van inspectiegegevens”, merkt hij op. “Maar in de boetebesluiten zelf behoudt de minister zich nog wel het recht, of beter gezegd de bevoegdheid, voor om inspectiegegevens openbaar te maken.” Hij wijst erop dat in februari ook de rechtbank van Overijssel zich uitsprak tegen naming and shaming van asbestovertreders. De voorzieningenrechter constateerde toen onder meer dat openbaarmaking voorbij lijkt te gaan aan de Wob, die tot doel heeft inzage te bieden in overheidshandelen voor het publiek. “Die uitspraak is zo mogelijk nog kritischer over het openbaarmakingsbeleid dan die van de Rotterdamse rechter”, vindt Bekke.
Paul van der Burg, woordvoerder van de Inspectie SZW, ontkent ten stelligste dat de uitspraken van de rechtbanken in Rotterdam en Overijssel iets te maken hebben met het feit dat de overtrederslijst geen zaken van na 1 mei 2015 bevat. “Binnenkort komen er weer een aantal namen van overtreders bij”, zegt hij. “Er zijn ondertussen overigens wel nieuwe overtredingen bij gekomen, maar die dateren van voor 1 mei 2015 en daarom hebben we ze niet op de lijst gezet.” Hij wijst erop dat de Raad van State zich over de werkwijze buigt. “We wachten op een uitspraak van de hoogste bestuursrechter. Zo lang die er niet is, gaan we door met het op internet plaatsen van gegevens van bedrijven die de regels hebben overtreden”, aldus Van der Burg.
Bekke: “Tegen de uitspraken van de rechtbanken van Overijssel en Rotterdam staat geen hoger beroep open. Hiermee staat dus voorlopig vast dat het openbaar maken van inspectiegegevens zoals dat nu gebeurt, niet deugt. Wij dringen erop aan dat de Inspectie wacht met het publiceren van gegevens van asbestovertreders totdat de Arbowet is aangepast. Pas als die is gewijzigd en daarbij voldoende waarborgen zijn ingebakken om de saneerder te beschermen tegen voorbarige openbaarmaking, kan worden voorkomen dat bedrijven aan de digitale schandpaal worden genageld voordat is bewezen dat ze ook daadwerkelijk een overtreding hebben begaan.”
Bron: COBOUW