Om te mogen saneren in de risicoklassen 2 en 2a is een certificaat voor de asbestverwijdering nodig. Deze kan worden verstrekt door een certificerende instelling. Aan dit certificaat zijn regels verbonden, zoals over de wijze waarop asbest mag worden verwijderd. Deze regels staan in het Certificatieschema voor de Procescertificaten Asbestinventarisatie en Asbestverwijdering (hierna: “het Certificatieschema”).
Op 4 mei 2023 heeft een inspectie plaatsgevonden door een certificerende instelling. Deze certificerende instelling toetst of wordt voldaan aan de regels van het Certificatieschema tijdens de asbestsanering. Tijdens deze inspectie zijn drie afwijkingen geconstateerd. Deze afwijkingen hebben te maken met:
Naar aanleiding van deze afwijkingen is besloten het certificaat van de asbestsaneerder onvoorwaardelijk te schorsen voor 30 dagen. Dit betekent dat het asbestbedrijf volledig stil zou komen te liggen. Het certificaat is namelijk noodzakelijk voor alle werkzaamheden die dit bedrijf verricht.
Namens het asbestsaneringsbedrijf hebben wij erkend dat fouten zijn gemaakt op de werkvloer. Echter, het maken van deze fouten zou niet direct mogen leiden tot een onvoorwaardelijke schorsing van het procescertificaat van 30 dagen. De asbestsaneerder dient als een modelbedrijf te worden gezien. In 10 jaar tijd heeft de asbestsaneerder nog nooit een sanctie opgelegd gekregen door een certificerende instelling. Vandaar dat de onvoorwaardelijke schorsing onterecht is opgelegd.
De rechter geeft de asbestsaneerder gelijk. De certificerende instelling heeft de saneerder na het constateren van de afwijkingen opgedragen de bedrijfsvoering op orde te brengen (door middel van het treffen van corrigerende maatregelen). Dit heeft de saneerder vervolgens direct, dus voorafgaand aan het besluit tot onvoorwaardelijke schorsing, gedaan. Verder zijn alle afwijkingen door de certificerende instelling op één dag geconstateerd. De certificerende instelling heeft erkend dat tot deze dag, sprake was van een ‘modelbedrijf’. De rechter vraagt zich dan ook af of de periode van de onvoorwaardelijke schorsing nog nodig is om de bedrijfsprocessen op orde te brengen.
Daarbij wijst de rechter erop dat de schorsing grote gevolgen heeft voor de bedrijfsvoering van de certificaathouder. Het saneringsbedrijf kan namelijk voor 30 dagen geen werkzaamheden verrichten. Hierdoor lijden zij en haar ketenpartners schade. Het valt te verwachten dat het saneringsbedrijf deze schade van haar ketenpartners zal moeten vergoeden. Ook loopt het saneringsbedrijf imagoschade op.
Het voorgaande betekent dat de onvoorwaardelijke schorsing geen stand kan houden. De rechter oordeelt dat de certificerende instelling een nieuwe beslissing op bezwaar moet nemen. In deze beslissing moet opnieuw worden beoordeeld of de onvoorwaardelijke schorsing wel kan worden opgelegd. Daarbij dient de certificerende instelling rekening te houden met:
Deze uitspraak past in een beeld dat de laatste tijd ontstaat, namelijk dat certificerende instellingen niet zomaar kunnen overgaan tot het onvoorwaardelijk schorsen van procescertificaten van ‘modelbedrijven’ uit de asbestbranche. Immers kan worden afgevraagd wat het nut is van een onvoorwaardelijke schorsing bij bedrijven die hun bedrijfsvoering op orde hebben en eerder sprake lijkt te zijn van een incident. In deze zaak volgt dus nog een nieuw besluit van de certificerende instelling, waaruit zal moeten blijken of de onvoorwaardelijke schorsing nog steeds wordt opgelegd. Wordt vervolgd dus!
Is u een onvoorwaardelijke schorsing van uw procescertificaat asbestverwijdering opgelegd? Of wilt u meer informatie over dit onderwerp? Neem dan vrijblijvend contact op met een van onze specialisten op het gebied van asbest en certificatie.