WET ARBEIDSMARKT IN BALANS NAAR DE TWEEDE KAMER

WET ARBEIDSMARKT IN BALANS NAAR DE TWEEDE KAMER

9 november 2018

In de nieuwsbrief van april 2018 hebben wij u geïnformeerd over de plannen van de regering om de arbeidsmarkt meer ‘in balans’ te krijgen. In dit artikel leest u op welke punten de Raad van State kritisch adviseert en welke wijzigingen, indien het wetsvoorstel ongeschonden door de Tweede- en Eerste Kamer komt, zullen worden doorgevoerd per januari 2020.

WAB

In het regeerakkoord 2017-2021 heeft het kabinet kenbaar gemaakt het een en ander te willen veranderen/repareren aan de nog niet zo lang bestaande Wet Werk en Zekerheid (WWZ). Kortgezegd gaat het om de volgende wijzigingen:

  • Eén van de belangrijkste maatregelen is de invoering van een ‘cumulatiegrond’, waarbij het mogelijk wordt om een werknemer te ontslaan vanwege (een optelsom van) meerdere ontslagredenen. De werkgever loopt, indien hij gebruikmaakt van de cumulatiegrond, dan wel het risico dat hij een hogere transitievergoeding zal moeten betalen. De rechter mag in deze gevallen de transitievergoeding namelijk verhogen met maximaal 50%;
  • De transitievergoeding zal voortaan vanaf dag één verschuldigd zijn (ook in de proeftijd). De opbouw van de transitievergoeding zal ook worden gewijzigd, in die zin dat de opbouw gedurende het dienstverband hetzelfde blijft, namelijk 1/3e van een maandsalaris per gewerkt jaar;
  • Kleine ondernemers die hun bedrijf beëindigen wegens pensionering of ziekte zullen worden gecompenseerd voor de transitievergoeding die zij aan hun werknemers moeten betalen. Wat een kleine ondernemer is, moet nog worden bepaald;
  • Bij een contract voor onbepaalde tijd kan een proeftijd van vijf maanden worden afgesproken. Bij een contract voor bepaalde tijd van twee jaar of langer kan een proeftijd worden afgesproken van drie maanden.
  • Werkgever kan geen rechten meer ontlenen aan een overeengekomen concurrentiebeding indien wordt opgezegd tijdens de proeftijd, tenzij het noodzakelijk is wegens zwaarwegende bedrijfs- of dienstbelangen en de werkgever dit schriftelijk en gemotiveerd mededeelt.
  • Een nieuwe ketenregeling van maximaal drie contracten gedurende 36 maanden en een tussenperiode van 6 maanden voordat een nieuwe keten begint.
  • Een oproepkracht moet tenminste vier dagen voordat hij moet werken worden opgeroepen. Indien de oproepkracht dan toch niet nodig blijkt te zijn is wel loon verschuldigd. Deze ‘oproeptermijn’ van vier dagen kan in een cao worden verkort tot 24 uur.
  • Een nieuwe regeling van de payrollovereenkomst zal worden opgenomen in de wet, waarbij de payrollovereenkomst een bijzondere vorm van de uitzendovereenkomst zal zijn. De payroller zal recht hebben op gelijke arbeidsvoorwaarden als arbeidskrachten van de inlener, met uitzondering van pensioen.
  • Tot slot zal voor flexibele arbeidskrachten een hoge WW-premie worden gehanteerd en voor werknemers met een vast contract een lage WW-premie. Hiermee wordt flexibele arbeid duurder gemaakt, in de hoop dat werkgevers meer vaste contracten zullen aanbieden.

Advies Raad van State

De Raad van State (wetgevingsadviseur) heeft op 11 oktober 2018 een advies gegeven over het wetsvoorstel. De Raad van State geeft stevige kritiek op de manier waarop het kabinet de arbeidsmarkt meer in balans wil zien te krijgen. Het wetsvoorstel doet volgens de Raad van State onvoldoende recht aan de problemen op de arbeidsmarkt. Ook na de voorgestelde aanpassingen blijven voor zowel werkgevers als werknemers forse verschillen bestaan, afhankelijk van de vorm (vast/flex/zzp) waarin arbeid wordt georganiseerd, aldus de Raad van State. “De voorgestelde aanpak is dan ook weinig kansrijk om daadwerkelijk een nieuwe balans op de arbeidsmarkt tot stand te brengen.”

De Raad van State is vooral kritisch op het feit dat het wetsvoorstel niet voorziet in meer bescherming voor werkenden met een zwakke positie op de arbeidsmarkt, bijvoorbeeld de zogenaamde ‘platformwerkers’:

“Voor een oplossing voor de tweedeling op de arbeidsmarkt is nodig dat iedere werkende wordt beschermd voor zover dat vanwege zijn of haar arbeidsmarktpositie nodig is. Ook zou de vorm van de arbeidsrelatie niet langer leidend moeten zijn voor het type bescherming dat de werknemer heeft. Vooral voor werkenden met een zwakke positie op de arbeidsmarkt geldt dat zij alleen geholpen zijn met een uniforme regeling voor werkenden waar de wetgever een harde ondergrens voor die bescherming bepaalt.”

De Raad van State uit ook kritiek op maatregelen die wel worden genoemd in het wetsvoorstel. Zo ontbreekt een overtuigende analyse dat de verruiming van de ketenregeling voor meer vaste banen zal zorgen. Daarnaast is de effectiviteit van de aanpassingen voor oproepcontracten en de premiedifferentiatie naar aard van het contract lastig te voorspellen. Ten slotte is het onwaarschijnlijk dat de voorgestelde maatregelen voor payrolling en de verruiming van de proeftijd effectief zullen zijn. De Raad van State adviseert dan ook de maatregelen voor payrolling en proeftijd niet in de huidige vorm in het wetsvoorstel op te nemen.

Met dit advies van de Raad van State is door het kabinet niets gedaan. Wellicht dat de Tweede Kamer daar wel meer oren naar heeft. De eerste berichten daarover voorspellen een stevige discussie, ook vanuit de werknemers- en werkgeversorganisaties.

Tot slot

In 2020 zal dus weer het nodige gaan veranderen in het arbeidsrecht. Niet alleen kunnen werkgevers in dat jaar de transitievergoedingen betaald aan langdurig arbeidsongeschikten gaan declareren bij UWV, maar moeten zij  -als de WAB de eindstreep haalt - ook weer rekening gaan houden met andere regels op het gebied van flexcontracten, ontslag etc.

Gelet op de kritiek is het overigens niet ondenkbaar dat er gedurende de parlementaire behandeling nog wijzigingen volgen in de Wet Arbeidsmarkt in Balans. Wij houden u uiteraard op de hoogte.