Zowel Europese rechters als lagere Nederlandse rechters hebben in het verleden herhaaldelijk geoordeeld dat het begrip vakantieloon ruim moet worden uitgelegd. Het recht op jaarlijkse doorbetaalde vakantie is namelijk een belangrijk beginsel van het Europese sociaal recht. Om werknemers in staat te stellen vakantie op te nemen, dienen werknemers tijdens vakantie een loon te ontvangen dat qua beloning vergelijkbaar is met het loon tijdens gewerkte periodes. Voor het berekenen van het vakantieloon geldt daarom al enige tijd als uitgangspunt dat werknemers economisch gezien niet in een nadeligere positie terecht mogen komen wanneer zij vakantie opnemen. Een lagere beloning tijdens vakanties zou werknemers er namelijk van kunnen weerhouden vakantie op te nemen en dit is in strijd met de recuperatiefunctie van vakantie.
Uit Europese rechtspraak volgt dat om deze reden niet alleen de vaste looncomponenten, maar ook alle variabele looncomponenten die intrinsiek samenhangen met de opgedragen werkzaamheden (zoals bonussen en onregelmatigheidstoeslagen) meetellen voor de vaststelling van het vakantieloon. Nederlandse kantonrechters en gerechtshoven hebben in de loop der jaren in lijn met deze rechtspraak ook al geoordeeld dat onregelmatigheidstoeslagen en vergelijkbare toeslagen tot het vakantieloon behoren. Aangezien de Hoge Raad zich hierover nog niet eerder had uitgelaten, bleven echter veel vragen onbeantwoord. Tot september dit jaar.
In een zaak waar de Hoge Raad in september 2024 over oordeelde, vorderde de werknemer nabetaling van te weinig betaald vakantieloon. De overuren waren namelijk niet in de berekening van het vakantieloon meegenomen. De kantonrechter oordeelde in eerste instantie dat de door de werknemer gemaakte overuren niet verplicht waren en dat een vergoeding daarvoor dus niet hoefde te worden meegerekend bij het vaststellen van het vakantieloon. Het hof ging daar niet in mee. Het hof oordeelde dat de overuren wel een uit de arbeidsovereenkomst voortvloeiende verplichting waren en dat de vergoeding voor overwerk een belangrijk onderdeel was van de totale vergoeding die de werknemer voor zijn werkzaamheden ontving.
De Hoge Raad bevestigde dat een vergoeding voor overwerk niet alleen meetelt bij het vaststellen van het vakantieloon als de werkgever eenzijdig overwerk aan de werknemer kan opleggen en de werkgever dat dus ook kan afdwingen. De vergoeding voor overwerk moet ook al bij de berekening van het vakantieloon worden meegenomen als overwerk behoort tot (1) de werkzaamheden die de werknemer gewoonlijk verricht en (2) de vergoeding voor overwerk een significant onderdeel uitmaakt van het loon dat de werknemer ontvangt.[1]
Deze uitspraak van de Hoge Raad – en ook de oudere rechtspraak van Europese rechters en lagere Nederlandse rechters – kan verstrekkende gevolgen hebben. In 2023 oordeelde de Hoge Raad namelijk ook dat de looncomponenten die meetellen voor de berekening van het loon dat geldt voor de wettelijke vakantiedagen ook moeten worden meegenomen in het loon dat geldt voor de bovenwettelijke vakantiedagen.[2] De wet bepaalt namelijk dat werknemers tijdens vakantie recht op loon behouden en de wet maakt daarbij geen onderscheid tussen de wettelijk voorgeschreven vakantie en bovenwettelijke vakantie. De wet staat dus niet toe dat voor bovenwettelijke vakantie een minder ruim loonbegrip wordt overeengekomen.
Als werknemers veel overuren maken en de vergoeding daarvoor een aanzienlijk onderdeel vormt van het loon dat werknemers ontvangen, dient de vergoeding voor overuren dus ook te worden meegenomen in de vaststelling van het loon voor bovenwettelijke vakantiedagen.
De recente rechtspraak van de Hoge Raad bevestigt nogmaals dat het vakantieloon ruim moet worden uitgelegd. Hieronder vallen niet alleen de vaste- en variabele looncomponenten die intrinsiek samenhangen met de opgedragen werkzaamheden, maar ook de vergoeding voor overwerk, mits overwerk behoort tot de werkzaamheden die de werknemer gewoonlijk verricht en de vergoeding voor overwerk een significant onderdeel uitmaakt van het loon.
Dit betekent dat de looncomponenten die inmiddels onderdeel uitmaken van het vakantieloon als volgt kunnen worden samengevat.
De vragen of looncomponenten intrinsiek samenhangen met de opgedragen werkzaamheden, of deze behoren tot de werkzaamheden die de werknemer gewoonlijk verricht en of de looncomponenten een significant onderdeel uitmaken van het loon zijn geen eenvoudige vragen om te beantwoorden. Wilt u hierover van gedachten wisselen of heeft u een vraag over een ander arbeidsrechtelijk onderwerp? Neem dan vrijblijvend contact op met een van onze arbeidsrecht specialisten.