De werknemer is werkzaam als notarisklerk en in 1987 in dienst getreden van het notariskantoor. De kantonrechter heeft de transitievergoeding van ruim € 50.000,- bruto toegekend aan de werknemer maar het verzoek van de werknemer om een aanvullende billijke vergoeding van ruim € 47.000,- afgewezen. Deze zaak speelt in Hoger Beroep bij het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch.
Het Hof oordeelt dat in voldoende mate is komen vast te staan dan de verhouding tussen het notariskantoor en de notarisklerk ernstig verstoord is geraakt waardoor ontbinding noodzakelijk was. Het notariskantoor heeft aangegeven dat de notarisklerk stelselmatig interne richtlijnen en instructies negeerde en er een nonchalante, eigengereide houding op nahield (zonnekoning gedrag). Het Hof oordeelt dat de vastgestelde gedragingen van de notarisklerk wellicht wel verwijtbaar handelen opleveren in de zin van onwil of moedwil maar dat deze verwijten nog niet voldoende zijn om aan te nemen dat sprake is van ernstig verwijtbaar handelen. Om die reden oordeelt het Hof dat de transitievergoeding verschuldigd is. Het verzoek van de werknemer om een billijke vergoeding vast te stellen, wordt afgewezen. De notarisklerk beroept zich erop dat bij hem de diagnose Asperger is vastgesteld (een stoornis in het autistisch spectrum). De notaris Klerk vindt dat met zijn handicap of chronische ziekte onvoldoende rekening is gehouden door het notariskantoor maar het Hof deelt die opvatting niet en is van mening dat het notariskantoor gedaan heeft wat redelijkerwijs van haar verwacht mocht worden terwijl de notarisklerk ook niet voldoende aangeeft wat het notariskantoor anders had moeten doen.
Voor veel werkgevers is het in de praktijk moeilijk te verteren dat de transitievergoeding verschuldigd is ook als het ontslag gegeven wordt op vastgestelde aan de werknemer verwijtbare gronden. Er rust een zware bewijslast op de werkgever om ernstig verwijtbaar handelen of nalaten aan te tonen waardoor de transitievergoeding niet verschuldigd is. Er is echter sprake van een expliciete keuze van de wetgever om de norm te introduceren dat de transitievergoeding altijd verschuldigd is, tenzij in het geval van ernstig verwijtbaar handelen. Dat werkgevers (en vaak ook rechters) hier moeite mee hebben, heeft nog niet geleid tot een aanpassingsvoorstel van de WWZ.