De aanvraag voor compensatie kan zien op vergoedingen die door werkgevers worden verstrekt op of na 1 april 2020 (hierna: “nieuwe gevallen”), maar ook op vergoedingen die daarvoor (tussen 1 juli 2015 en 1 april 2020) zijn verstrekt (hierna: “oude gevallen”). De regeling heeft dus terugwerkende kracht. Verder moet het gaan om vergoedingen die worden of zijn verstrekt aan werknemers die respectievelijk uitdiensttreden dan wel uitdienst getreden zijn als gevolg van langdurige arbeidsongeschiktheid.
Voor de oude gevallen is bepaald dat werkgevers uiterlijk op 30 september 2020, oftewel zes maanden na inwerkingtreding van de regeling, de aanvraag moeten hebben ingediend. Voor de nieuwe gevallen is bepaald dat de aanvraag uiterlijk zes maanden na betaling van de volledige (transitie)vergoeding moet zijn ingediend. Voor het moment van betaling is bepalend het tijdstip waarop de (transitie)vergoeding is afgeschreven van de rekening van de werkgever.
De werkgever zal bij de aanvraag in ieder geval de volgende gegevens moeten verstrekken:
A. De arbeidsovereenkomst met de betreffende werknemer;
B. Wanneer de arbeidsovereenkomst niet van rechtswege is geëindigd: bescheiden waaruit blijkt dat de arbeidsovereenkomst is beëindigd wegens langdurige arbeidsongeschiktheid. Dit kan zijn:
a) de beschikking waaruit blijkt dat het UWV toestemming heeft verleend voor opzegging van de arbeidsovereenkomst wegens langdurige arbeidsongeschiktheid;
b) de beschikking van de kantonrechter waaruit blijkt dat de arbeidsovereenkomst om die reden is ontbonden; of
c) de beëindigingsovereenkomst die ziet op het (na ommekomst van de periode van het opzegverbod tijdens ziekte) met wederzijds goedvinden beëindigen van de arbeidsovereenkomst wegens langdurige arbeidsongeschiktheid.
C. Wanneer de arbeidsovereenkomst niet is opgezegd wegens langdurige arbeidsongeschiktheid na toestemming van het UWV: een verklaring van de werkgever dat de werknemer ziek was op het moment dat de arbeidsovereenkomst eindigde, de periode gedurende welke de werknemer ziek is geweest en de naam van de behandelend bedrijfsarts;
D. Het door de werkgever tijdens ziekte betaalde loon (aan de hand van loonstroken);
E. De gegevens die gebruikt zijn om de hoogte van de transitievergoeding te berekenen;
F. Bewijs van betaling van de (transitie)vergoeding. Bij betaling in termijnen zullen betalingsbewijzen moeten worden overlegd waaruit blijkt dat de gehele vergoeding is voldaan.
Voor de oude gevallen zal gelden dat het UWV vaak een beschikking heeft gegeven betreffende de aanvraag voor een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA-uitkering) of, als de arbeidsovereenkomst van rechtswege is geëindigd, ziekengeld heeft toegekend op grond van de Ziektewet. Uit die gegevens blijkt dan dat de werknemer ziek was bij het einde van de arbeidsovereenkomst, en wordt dus al aan voorwaarde ‘C’ (zie de opsomming) voldaan. Wanneer het UWV niet over deze informatie beschikt, dient de werkgever een verklaring af te leggen dat de werknemer ziek was bij het einde van de arbeidsovereenkomst, waarbij de datum van de aanvang van de ziekte vermeld wordt, evenals de naam van de bedrijfsarts die deze ziekte heeft vastgesteld.
Met betrekking tot de beslistermijn dient onderscheid gemaakt te worden tussen de nieuwe en oude gevallen. Wat betreft de nieuwe gevallen dient het UWV binnen een redelijke termijn te beslissen, oftewel binnen acht weken. Indien het UWV niet binnen deze acht weken kan beslissen dient het UWV de werkgever binnen die termijn hiervan op de hoogte te stellen en daarbij een redelijke termijn te noemen waarbinnen de beschikking zal worden gegeven.
Aangezien verwacht wordt dat er voor de oude gevallen veel aanvragen binnen zullen komen wordt het niet haalbaar geacht voor die gevallen ook de bovengenoemde redelijke termijn te hanteren. Om die reden is bepaald dat het UWV voor deze oude gevallen binnen zes maanden na ontvangst op de aanvraag moet beslissen.
Over binnen welke termijn het UWV tot betaling dient over te gaan wordt in de regeling niets vermeld. Om die reden lijkt het aannemelijk dat wordt aangesloten bij de wettelijke termijn van zes weken, dan wel een door het UWV in de beschikking genoemde termijn.
De regeling is onderdeel van het ‘Wetsvoorstel met maatregelen met betrekking tot de transitievergoeding bij ontslag wegens bedrijfseconomische omstandigheden of langdurige arbeidsongeschiktheid’. Over dit wetsvoorstel schreef mijn kantoorgenoot Peter de Boer eerder een artikel, dit artikel vindt u in deze link. Onder het kopje ‘Voorkoming misbruik’ schrijft hij over in welke gevallen het UWV niet de gehele transitivergoeding vergoedt. Dit betreft een belangrijke beperking van deze regeling.
Het zojuist benoemde wetsvoorstel wordt momenteel behandeld in de Tweede Kamer. Vervolgens wordt het wetsvoorstel nog door de Eerste Kamer behandeld. Het zou dus zo kunnen zijn dat de regeling nog wordt gewijzigd. Wij houden u uiteraard op de hoogte.
Mocht u naar aanleiding van het voorgaande al met vragen zitten, de arbeidsrecht advocaten van LXA staan u graag te woord.