Werkneemster is op 1 oktober 2015 in dienst getreden bij werkgever. Begin september 2016 hebben werkneemster en werkgever met elkaar gesproken over de werkzaamheden van werkneemster en de combinatie daarvan met haar gezinsleven en de verzorging van haar kind. Werkneemster heeft dit gesprek opgenomen. Daarin is onder andere het volgende gezegd:
Werkneemster: ‘Want ik voel aan elke vezel in mijn lijf dat je al lang en breed afscheid van me hebt genomen. Oh nee, dat is niet waar. Ik voel dat wel zo.’
Werkgever: ‘Oké kijk, het is wel zo, je kunt het 1 keer verlengen, een contract, en daarna moet je het voor onbepaalde tijd doen en dat is natuurlijk heel tricky. Daar heb ik eerlijk gezegd een zwaar hoofd in omdat ik niet weet hoe het gaat lopen allemaal.’
Werkneemster: ‘Maar als ik niet zwanger was geweest, had je hier helemaal geen zwaar hoofd in gehad.’
Werkgever: ‘Nee, nee, dat denk ik ook niet nee. Kijk, het is ook niks persoonlijks naar jou toe maar ik moet gewoon zakelijk kijken, wat is wijsheid? Ik heb het er ook met een paar mensen over gehad en ik moet als mens nadenken en als ondernemer en als mens is er natuurlijk niks mis met jou. Dus ik ben gewoon voor mezelf aan het kijken, wat kunnen we op een andere manier doen? Je weet ook niet hoe jij je gaat voelen he? En ik moet ook rekening houden met de andere kant van het verhaal. Als dadelijk die man van jou wil dat je voor dat kind gaat zorgen, ik wil helemaal niet dat je nog gaat werken, kijk, je weet het allemaal niet he? Het is ook geen verwijt, we moeten gewoon samen kijken, wat is wijsheid? Wat kunnen we wel en wat kunnen we niet doen?’
Op 30 november 2016 is de tussen partijen gesloten arbeidsovereenkomst vervolgens geëindigd. Werkneemster heeft een vergoeding van de door haar geleden materiële en immateriële schade gevorderd. Werkneemster heeft zich op het standpunt gesteld dat haar werkgever onrechtmatig heeft gehandeld jegens haar door de arbeidsovereenkomst niet te verlengen wegens zwangerschap. Haar werkgever heeft daarmee inbreuk gemaakt op het recht op gelijke behandeling dat is neergelegd in de Grondwet. Volgens werkneemster maakt dat werkgever schadeplichtig. Werkneemster baseert haar stelling op het gesprek met werkgever begin september 2016 waaruit zou blijken dat de zwangerschap de reden was om het dienstverband niet te verlengen. Werkneemster stelt dat in het geval zij niet zwanger zou zijn geweest de arbeidsovereenkomst was omgezet in een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd.
In onderhavige kwestie heeft werkgever aangevoerd dat niet de zwangerschap, maar het (dis)functioneren van werkneemster de voornaamste reden was om de arbeidsovereenkomst niet te verlengen en dat dit besluit reeds was genomen voordat werkneemster haar zwangerschap bekend maakte. De kantonrechter volgt dit standpunt niet. Uit het opgenomen gesprek is niet gebleken dat werkgever van mening was dat werkneemster disfunctioneerde. Sterker nog, het gesprek was juist gericht op de toekomst. Ook voert werkgever aan dat werkneemster haar leidinggevende voor het blok gezet door hem uitspraken te laten doen over zwangerschap: iets waarop hij totaal niet was voorbereid. De kantonrechter gaat ook hieraan voorbij en is van oordeel dat de zwangerschap van werkneemster in elk geval mede de aanleiding is geweest voor werkgever om de arbeidsovereenkomst van werkneemster niet te verlengen.
De kantonrechter oordeelt dat de arbeidsovereenkomst van werkneemster, indien zij niet zwanger zou zijn geweest, nog een derde keer voor de maximaal wettelijk toelaatbare periode zou zijn verlengd, waardoor de arbeidsovereenkomst op 30 september 2017 zou zijn geëindigd. Hierdoor wordt werkgever schadeplichtig geacht voor de periode tot 1 oktober 2016 voor het verschil tussen hetgeen werkneemster aan uitkering heeft verworven en hetgeen werkgever aan salaris zou hebben uitbetaald bij verlenging van het dienstverband. Echter, juist nu werkneemster een bedrag van € 818,70 aan WW-uitkering heeft genoten en haar salaris € 818,37 bedroeg, is de kantonrechter van mening dat werkneemster geen inkomensschade heeft geleden. De vordering tot vergoeding van de geleden schade wordt op dit punt afgewezen.
Doordat werkgever inbreuk maakt op een grondrecht van werkneemster, is werkgever schadeplichtig jegens werkneemster, aldus de kantonrechter. Werkgever wordt veroordeeld tot betaling van een bedrag van ad € 1.000,=.
Gelet op bovenstaande uitspraak, valt de uiteindelijke schade voor werkgever in deze kwestie nog mee. Dit had ook heel anders kunnen uitpakken indien de werkneemster bijvoorbeeld geen WW-uitkering had ontvangen en de werkgever daardoor bijna een jaarsalaris had moeten betalen. Een belangrijke les is dat het niet verlengen van de arbeidsovereenkomst met een zwangere werkneemster zeker wel mogelijk is, maar de werkgever erop voorbereid moet zijn te kunnen motiveren – en zo nodig te kunnen aantonen- wat de beëindigingsgronden zijn (anders dan zwangerschap).