Middels het sluiten van een vaststellingsovereenkomst is de arbeidsovereenkomst tussen partijen per 1 december 2016 beëindigd. In artikel 8 van de vaststellingsovereenkomst hebben partijen afgesproken dat zij zich in het maatschappelijke verkeer zorgvuldig ten opzichte van elkaar zullen gedragen en zich zullen onthouden van negatieve, schadelijke en/of ongunstige uitlatingen, in de ruimste zin van het woord.
Ondanks deze verbodsbepaling gaat het al vrij snel daarna mis, aldus de werkgever. De werkgever ‘betrapt’ de werknemer begin 2017 namelijk meerdere malen op het doen van negatieve uitlatingen over de werkgever op Facebook. Wat de werknemer nu precies heeft geschreven blijkt helaas niet duidelijk uit de uitspraak, slechts blijkt hieruit dat het volgens de werkgever gaat om ‘schadelijke en opruiende berichten’. Zo heeft de werknemer ‘Stelrad’ aangeduid als ‘Stelrat’, althans in de lezing van de werkgever. De werkgever start vervolgens een procedure waarin hij de boetes opeist die gekoppeld zijn aan overtreding van artikel 8 van de vaststellingsovereenkomst. De werknemer stelt zich op het standpunt dat hij ‘geen onvertogen woord’ over de werkgever geschreven heeft. Wat betreft de aanduiding van ‘Stelrad’ als ‘Stelrat’ stelt de werknemer zich op het standpunt dat dit een tikfout betreft en hij hier niet de werkgever mee bedoelde. Tot slot: op zijn beurt vindt de werknemer dat de werkgever zich negatief over hem heeft uitgelaten. Hij vordert een compensatieverklaring die erop neerkomt dat hij door verrekening hoe dan ook geacht moet worden niets meer aan de werkgever verschuldigd te zijn.
De kantonrechter begint met vast te stellen dat de ontslagkwestie klaarblijkelijk aan beide zijden nog steeds een gevoelige snaar raakt. Vervolgens komt de inhoudelijke beoordeling. De kantonrechter overweegt dat de beperking die in het tweede deel van de verbodsbepaling zit, namelijk ‘uitlatingen’, naar de letter dermate ver gaat, mede door de toevoeging ‘in de ruimste zin des woords’, dat dit tot absurde en de grenzen van de persoonlijke levenssfeer verre overschrijdende en dus onwenselijke gevolgen kan leiden.
Volgens de kantonrechter staan in deze kwestie twee claims tegenover elkaar, die elk voor zich een letterlijke basis in het aan elkaar opgelegde verbod (artikel 8 van de vaststellingsovereenkomst) zou kunnen vinden.
In het ene geval heeft de werknemer zich laten verleiden om in het wel heel erg compacte (zij het ook voor buitenstaanders die dit per se willen, toegankelijke) ‘sociale verkeer’ van een Facebook-vriendengroep van in totaal 39 personen soms niet al te tactvolle opmerkingen te maken.
Echter, voor een buitenstaander is het niet kenbaar waarover het gaat. Met andere woorden: de uitlatingen van de werknemer zijn niet direct herleidbaar tot de werkgever, maar zouden over iedere willekeurige arbeidssituatie kunnen gaan. Vervolgens komt de kantonrechter met een mooie overweging waarin hij de uitlatingen in het juiste perspectief plaatst:
“Hoe onverstandig en onbegrijpelijk dit sociale geleuter op Facebook ook hier weer uitpakt, niet vol te houden valt dat Caradon en haar werknemers dan wel relaties zich aan deze tamelijk onbenullige uitwisseling van praatzieke babbelaars een buil zou kunnen vallen. Voor het vervallen achten van een boete van liefst € 10 000 is waarlijk meer nodig dan het feit dat Caradon mogelijk bij toeval, maar wellicht door daar zonder noodzaak naar op te zoek te gaan, gestuit is op deze vrij kinderachtige uitwisseling van weinig diepzinnige maar op zichzelf onschadelijke gedachten van een of meer ex-werknemers op Facebook.”
Volgens de kantonrechter is voor het verbeuren van een boete van € 10.000,-- meer nodig dan het feit dat de werkgever ‘slechts’ gestuit is op de uitlatingen van de werknemer op Facebook. De vordering van de werkgever wordt dan ook afgewezen.
Nu de vordering van de werkgever wordt afgewezen is ook een uitspraak over het verrekeningsverzoek van de werknemer overbodig geworden. Waarschijnlijk ter voorkoming van een nieuwe procedure, alleen dan ingesteld door de werknemer, merkt de kantonrechter nog wel het volgende op: “Desondanks kan het geen kwaad [gedaagde] er bij voorbaat op te wijzen dat hij bij een eventueel overwogen afzonderlijke vordering jegens Caradon op een gelijksoortig, maar mogelijk nog indringender beletsel voor toewijzing zal stuiten.”
Deze procedure liep voor de werknemer dus met een sisser af en hij hoeft de werkgever geen boete van €10.000,-- te betalen. Echter, het is wel van belang je ervan bewust te zijn dat uitlatingen op social media (bijvoorbeeld Facebook) vervelende, niet beoogde gevolgen kunnen hebben. Zo leidden racistische uitlatingen op Facebook al meerdere keren tot het ontslag van een werknemer. Ook achtte de rechter een dringende reden voor ontslag aanwezig toen een werknemer zijn werkgever en leidinggevende via Facebook grovelijk had beledigd, door hen respectievelijk uit te maken voor ‘hoerebedrijf’ en ‘hoerestumperd’. Kortom: het is dus van belang vooraf goed na te denken voor bepaalde uitlatingen op social media worden gedaan.