Nulurencontracten worden afgeschaft. Andere vormen van oproepcontracten worden vervangen door een nieuw type “basiscontract”, waarbij een minimaal aantal uren moet worden overeengekomen voor een periode van maximaal een kwartaal. Wanneer wordt gekozen voor een minimumaantal uren voor een periode van langer dan een maand (tot maximaal een kwartaal), gaat er een verplichting tot gespreide loonbetaling gelden. Daarnaast zal er een harde grens worden gesteld aan de verplichte beschikbaarheid van oproepkrachten die dan is gemaximeerd op 130% van het minimumaantal uren. Oproepkrachten krijgen hierdoor meer grip op hun werk, hun inkomen en op het kunnen combineren van (extra) werk en privé. Aangezien studenten en scholieren vaak juist baat hebben bij flexibiliteit, wordt voor deze categorie een uitzondering gemaakt.
Uitzendkrachten zullen meer zekerheid krijgen doordat fase A en fase B worden verkort. Fase A wordt wettelijk vastgelegd op 52 weken, waarbij er geen afwijkingen bij CAO meer mogelijk zijn. Fase B wordt verkort naar 2 jaar en maximaal 6 contracten. Daarnaast moeten arbeidsvoorwaarden van uitzendkrachten minimaal gelijkwaardig zijn aan die van vast personeel en moet de pensioenregeling voor uitzendkrachten marktconform zijn.
Verder worden uitleners verplicht om zichzelf te certificeren. Uitleners die niet gecertificeerd zijn en inleners die inlenen bij niet-gecertificeerde uitleners zullen worden beboet.
Om zogenoemde “draaideurconstructies” tegen te gaan, wordt de huidige onderbrekingstermijn van 6 maanden vervangen door een termijn van 5 jaar. Daarnaast wordt de mogelijkheid om bij CAO van het aantal en van de duur van de contracten af te kunnen wijken, geschrapt. Deze regeling geldt niet voor studenten, scholieren en seizoenswerkers.
Zoals afgesproken in het coalitieakkoord en in het pensioenakkoord komt er een verplichte verzekering voor zelfstandigen tegen het risico van arbeidsongeschiktheid. Deze verzekering biedt enerzijds een financieel vangnet voor zelfstandigen en anderzijds leidt deze verzekering ertoe dat het kostenvoordeel ten opzichte van werknemers kleiner wordt en voorkomt deze verzekering collectieve afwenteling van de risico’s van zelfstandigen op de samenleving (via de bijstand).
De minister presenteert in haar brief plannen om de regels rondom de kwalificatie van de arbeidsrelatie te verduidelijken, een arbeidsovereenkomst beter opeisbaar te maken en hier intensiever op te gaan handhaven. De minister heeft kenbaar gemaakt de open norm van het “gezagscriterium” verder te willen inkleuren door drie hoofdelementen voor dit criterium te benoemen, namelijk: materiële ondergeschiktheid, de organisatorische inbedding van het werk, en – als contra-indicatie voor het bestaan van een arbeidsovereenkomst - zelfstandig ondernemerschap binnen de betreffende arbeidsrelatie.
Daarnaast werkt het kabinet aan een zogenaamd ‘civielrechtelijk rechtsvermoeden van een arbeidsovereenkomst’ waarmee de positie van werkenden met een zwakkere onderhandelingspositie wordt versterkt. Dit rechtsvermoeden zal daarom worden gekoppeld aan een uurtarief. De tariefgrens hiervan wordt nog nader bepaald (mogelijk tarief tussen de 30 en 35 euro).
Werkgevers met minder dan 100 werknemers krijgen na één jaar ziekte te horen of zij zich volledig mogen gaan richten op tweede spoor (externe) re-integratie. Dit biedt werkgevers de kans om de zieke werknemer al na het eerste ziektejaar duurzaam te vervangen. Werknemers houden gedurende het tweede ziektejaar recht op loondoorbetaling en beide partijen moeten zich nog steeds inspannen voor re-integratie. Werknemers die herstellen in het tweede ziektejaar, hoeven alleen hun functie “terug te krijgen” als die nog niet duurzaam is vervuld.
Als gevolg van de toenemende zekerheid voor werknemers met een basiscontract, geldt voor werknemers met een schriftelijk basiscontract voor onbepaalde tijd de lagere WW-premie. Blijkt achteraf dat werknemers gemiddeld meer dan 30% overwerk hebben verricht, moeten bedrijven alsnog de hogere WW-premie betalen. Er geldt een uitzondering voor contracten met een arbeidsomvang van meer dan 35 uur.
Bovenstaande wijzigingen staan nog niet vast. Ze moeten nog worden uitgewerkt in een wetsvoorstel en daarna volgt nog de parlementaire behandeling in de Tweede Kamer en Eerste Kamer. Op korte termijn zullen er met betrekking tot deze onderwerpen dus nog geen ingrijpende wijzigingen plaatsvinden. We houden u uiteraard op de hoogte!
Mocht u vragen hebben over dit artikel of een van de onderwerpen, neem dan vooral contact op met een van onze arbeidsspecialisten.