De positie van de statutair bestuurder wijkt in verschillende opzichten (wezenlijk) af van de positie van overige werknemers met een arbeidsovereenkomst. Om te beginnen (en dat staat in deze procedure ook niet ter discussie) kan de statutair bestuurder worden ontslagen bij besluit van de vergadering van aandeelhouders (of, in bijzondere gevallen, de raad van commissarissen). Voorafgaande toetsing van dit voorgenomen ontslag door het UWV of de kantonrechter is niet vereist omdat de wettelijke ontslagbescherming ontbreekt wegens het uitgangspunt dat de vennootschap te allen tijde afscheid moet kunnen nemen van haar bestuurders. Een tweede verschil in rechtspositie betreft het aansprakelijkheidsregime. Waar de ‘gewone’ werknemer alleen aansprakelijk is voor schade die toegebracht is aan de werkgever of derden in het geval van opzettelijk of bewust roekeloos toegebrachte schade is het aansprakelijkheidsrisico van de bestuurder groter. De bestuurder is in beginsel aansprakelijk als hem een ernstig verwijt treft van onbehoorlijke taakvervulling. Iedere bestuurder is verantwoordelijk voor de algemene gang van zaken binnen de vennootschap en is voor het geheel aansprakelijk bij onbehoorlijk bestuur tenzij hem, mede gelet op de aan anderen toebedeelde taken, geen ernstig verwijt kan worden gemaakt en hij niet nalatig is geweest in het treffen van maatregelen om de gevolgen van onbehoorlijk bestuur af te wenden. Uit eerdere rechtspraak vloeit voort dat van een kennelijk onbehoorlijke taakvervulling sprake is als geen redelijk denkend bestuurder onder dezelfde omstandigheden zo gehandeld zou hebben. Dit betekent onder meer dat een bestuurder ook aansprakelijk kan zijn indien hem weliswaar geen persoonlijk verwijt van het onbehoorlijk gedrag kan worden gemaakt, maar wel een verwijt dat hij onvoldoende maatregelen heeft getroffen om de gevolgen van onbehoorlijk bestuur door zijn medebestuurder of bestuurders te voorkomen.
De voormalig bestuurder van een Europees keukenbedrijf (55 jaar oud en in 2002 in dienst getreden en in 2004 benoemd tot statutair bestuurder) wordt door de buitengewone algemene vergadering van aandeelhouders ontslagen in december 2016. De (inmiddels voormalig) bestuurder vordert verschillende bedragen vanwege dit ontslag. De vennootschap stelt tegenvorderingen in wegens ernstig verwijtbaar handelen van die bestuurder.
De rechtbank oordeelt dat de bestuurder aansprakelijk is jegens de vennootschap omdat hij in de eerste plaats in strijd met verplichtingen uit zijn arbeidsovereenkomst geen toestemming van de aandeelhouder heeft gevraagd voor het aangaan van een huurovereenkomst met betrekking tot een huurpand en de kosten van dat huurpand op een zeer verhulde wijze in rekening heeft gebracht van de vennootschap. In de tweede plaats wordt de bestuurder verweten dat hij een concurrerende onderneming heeft opgericht. Opdrachtnemers stuurden facturen aan die concurrerende onderneming die, met een opslag, aan de vennootschap werden doorbelast. De rechtbank oordeelt dat de bestuurder terzake in strijd met zijn wettelijke verplichtingen heeft gehandeld en niet integer en transparant is geweest. Tenslotte wordt hem verweten dat hij privé-jets boekte en de kosten onder marketingkosten liet vallen of anderszins verhulde door de rekeningen via zijn concurrerende onderneming te laten lopen. Ook hier oordeelt de rechtbank dat de bestuurder zijn privébelangen liet prevaleren boven de zakelijke belangen van de vennootschap, bewust een sfeer van onduidelijkheid heeft gecreëerd en zijn positie heeft misbruikt. De rechtbank hanteert de hiervoor genoemde maatstaf voor aansprakelijkheid en veroordeelt de bestuurder tot betaling van zeer aanzienlijke schadevergoedingen.
Naast de veroordeling tot betaling van schadevergoeding die uit dit handelen voortvloeit is de bestuurder ook gehouden salaris van meer dan €244.000,- terug te betalen omdat de bestuurder niet heeft kunnen aantonen dat hem toestemming was verleend voor salarisverhogingen over een aanzienlijke periode.
De vorderingen van de bestuurder worden grotendeels afgewezen vanwege het ernstig verwijtbaar handelen, waardoor op een transitievergoeding geen recht bestaat.
Deze kwestie betreft een betrekkelijk evidente schending door de bestuurder van verplichtingen jegens de vennootschap uit hoofde van de wet, de statuten en de arbeidsovereenkomst omdat de eigen bevoordeling ten koste van de vennootschap is komen vast te staan. Dat neemt niet weg dat bestuurders zich goed bewust dienen te zijn van hun afwijkende aansprakelijkheids- en ontslagpositie ten opzichte van ‘gewone’ werknemers.